Plasterk: Zeer zwakke scholen onacceptabel
DEN HAAG (ANP) – Basisscholen halen niet het beste uit leerlingen. Dat heeft de Inspectie van het Onderwijs dinsdag gezegd. De taalkennis gaat achteruit en te veel leerlingen verlaten het onderwijs zonder diploma. Volgens de inspectie en minister Plasterk moeten de scholen zelf voor verbetering zorgen.
Plasterk noemde het bij de presentatie van het Onderwijsverslag 2005/06 onacceptabel dat Nederland scholen telt die als zeer zwak worden aangeduid. „Als Nederland een kenniseconomie wil zijn, dan is een voldoende soms niet goed genoeg", zei de minister. De kwaliteit van het onderwijs zal daarom de komende jaren meer aandacht krijgen.Het kabinet werkt aan speciale maatregelen om eerder te kunnen ingrijpen als een school zeer zwak is. Uit het onderzoek van de inspectie blijkt dat het aantal scholen dat zeer zwak is (momenteel 1,5 procent) wisselt.
Volgens de inspectie leggen scholen te weinig nadruk op lessen in grammatica en spelling en de basisvaardigheden bij rekenen. Met de vernieuwingen in het onderwijs is er extra accent komen te liggen op mondelinge taalvaardigheid, begrijpend lezen en inzicht in getalstructuren.
Het gevolg is onder andere dat de leesvaardigheid van leerlingen onder de maat is geraakt. Zo behaalt een kwart van de leerlingen die het basisonderwijs afsluit slechts het niveau dat scholieren in groep 6 moeten kunnen. Ook in het voortgezet onderwijs blijkt de taalvaardigheid vaak niet best. Een kwart van de leerlingen is niet in staat zelfstandig leerboeken te lezen.
De inspectie meent dat scholen veel meer kunnen doen om uitval te voorkomen. Betere scholen hebben minder leerlingen die zonder diploma het onderwijs verlaten. Scholen die meer samenhang bieden in de leerstof, die voldoende lessen geven en zorgen voor begeleiding van leerlingen hebben minder uitvallers. Volgens de inspectie zouden scholen de leerlingen beter kunnen adviseren voor welk beroep zij geschikt zijn.
Hard is het oordeel over het onderwijs aan kinderen met gedragsproblemen of een lichamelijke of geestelijke handicap. De helft van alle scholen in het speciaal basisonderwijs staat onder intensief toezicht. Dat betekent dat de inspectie bij deze scholen vaker over de vloer komt: dat kan oplopen tot twee keer per jaar, in plaats van eens in de vier jaar.
Zwaar telt in de sector dat het aantal leerlingen dat gedragsstoornissen vertoont, de laatste jaren sterk is toegenomen. Toch denkt hoofdinspecteur Leon Henkens dat de instellingen het op dit moment beter doen dan vijf jaar geleden. „De scholen legden de nadruk toen veel sterker op de zorg van leerlingen en veel minder op de onderwijsresultaten". Henkens vindt dat daar de laatste jaren verandering in is gekomen.
In het speciaal basisonderwijs blijken veel leerlingen een niveau te halen dat gelijk staat aan de kennis en vaardigheden van scholieren in groep 5 van het reguliere basisonderwijs. Eigenlijk zouden zij het niveau van groep 8 moeten kunnen halen. De inspectie vindt het een probleem dat veel leraren de vorderingen van hun leerlingen onvoldoende analyseren.
Ook volgens de vakbond voor leraren AOb is het speciaal basisonderwijs „druk bezig een cultuuromslag te maken. In plaats van meer opvanggericht is scherper neergezet dat deze groep kinderen ook iets kan leren", stelt bestuurder Liesbeth Verheggen. Volgens haar hebben de scholen de grootste moeite het groeiende aantal kinderen met gedragsproblemen onder te brengen.