Tractors uit Marshallplan zoeken eigenaar
VALTHERMOND - Voor hoeveel geld er achter zijn huis staat? Jan Drenthe (81) uit Valthermond weet het niet. „Misschien 200.000 euro? Misschien wel een half miljoen.” Desondanks is de landbouwmachineverzamelaar naarstig op zoek naar sponsors. Want zijn historische collectie mag niet verloren gaan.
Echt blij was Jochina Drenthe (80) niet toen haar man zo’n dertig jaar geleden oude landbouwwerktuigen ging verzamelen. „Al zijn vrije tijd ging erin zitten. En al het geld.”Maar daar heeft haar man dan ook wat voor: een fikse collectie, tentoongesteld in de schuren van zijn vroegere landbouwmechanisatiebedrijf in Valthermond. Midden in de veenkoloniën. Nog net Drents grondgebied, maar het dorp heeft meer weg van Groningen, weet Drenthe.
Vanaf 1927 is Drenthes vader hier landbouwsmid. „Klein spul maakte hij toen. Maaimachines, dat soort.” De firma Drenthe legde zich toe op lichte werktuigen, speciaal geschikt voor lichte veengronden. „Eggen, ploegen, transporteurs, cultivators, aardappelsorteermachines.” Jan werkte mee en volgde zijn vader op. In de tijd na de oorlog -dankzij de Amerikaanse Marshallhulp de periode van de mechanisatie- kwamen de grotere werktuigen. Drenthe blikt bescheiden terug: „Ik was de enige smid in de omgeving die de mechanisatie oppikte. Door geluk - ik zal niet zeggen door wijsheid.”
Ambachtswerk
Een deel van het resultaat ervan staat in de oude smederij, achter het woonhuis van de Drenthes. Een bonte verzameling van glimmend groen, kobaltblauw en rood ijzer. Het heeft wel iets weg van een spiksplinternieuwe speeltuin. Wijzend naar een blauw staaltje ambachtswerk: „Die ploegjes daar heeft mijn vader gemaakt tussen 1920 en 1935. In een winter maakte hij drie of vier van die dingen.”
„„Dit moet je niet wegstoppen”, riep iedereen tijdens onze eerste open dag”, zegt mevrouw Drenthe. „Dat was vier jaar geleden, bij het 150-jarig bestaan van Valthermond.” Sindsdien zijn er jaarlijks vier kijkdagen voor publiek, met extra activiteiten. Ook op woensdag- en zaterdagmiddag staat het hek open voor bezoekers.
Hoe lang nog, is de vraag. Opvolgers zijn er niet. De drie kinderen van de Drenthes willen wel, maar wonen te ver weg of hebben hun eigen werk.
Bovendien is er geldnood. Om subsidies te kunnen krijgen, werd het museum een paar jaar geleden ondergebracht in een stichting: Stichting Jan Drenthe Tractor en Werktuigenmuseum. Volgens Jan en Jochina Drenthe zou die stichting hun privébezit moeten opkopen. „Gebeurt dat niet, dan wordt het spul straks aan Jan en alleman verkocht en is het verloren voor Valthermond.”
Echter, in de pot van de stichting zit te weinig geld. De laatste jaren is het Drentse echtpaar „hevig op zoek” naar sponsors, met maar weinig resultaat. Ook is er samen met buurtgenoten een werkgroep opgericht, die onder meer voor behoud van het museum pleit.
Graanmaaier
Overigens is lang niet alles wat in de schuur van de Drenthes pronkt eigen werk, al knapt de voormalige smid al zijn aankopen wel zelf op. Neem de korenmolen die jarenlang in het café van Valthermond stond, of de rood-wit-blauwe graanmaaier uit 1880. De tientallen roodijzeren werktuigen die uit het Marshallplan afkomstig zijn. Of het eerste verzamelstuk, een tractor van het merk McCormick-Deering - het merk dat Jan en zijn vader ook verkochten.
Drenthe kocht ’m zo’n dertig jaar geleden op een boeldag, een soort veiling waarop het hele ’boeltje’ van boeren die met hun bedrijf ophielden, werd verkocht. „Je gaat ernaartoe om te kijken wat de prijzen van werktuigen zo ongeveer zijn. En dan ga je meedoen. Ik bood 500 gulden. Biedt niemand hoger, dan zit je eraan vast, hè.” Nadien had Drenthe de smaak te pakken. Zelfs tijdens gezinsvakanties in Frankrijk kon hij het niet laten op zoek te gaan naar mooie machines, vertelt z’n vrouw.
Hoezeer het privéleven van de Drenthes ook verweven is met hun machines, een schenking van hun verzameling aan de stichting zit er niet in. Het echtpaar lacht. „We zijn helemaal niet rijk. Als ons geld zit in de spullen”, zegt mevrouw Drenthe. „En pensioen krijg je ook niet, hè, met een eigen bedrijfje.”
Toch laten de vieve tachtigers de moed niet zakken, want de provincie heeft het veenkoloniegebied bestempeld als „achtergebleven gebied” en weer op de agenda gezet. „Misschien kunnen we daar een graantje van meepikken.”