„Onkunde Putter bedrijf oorzaak van siloramp”
Veevoederbedrijf Hamstra in Putten had onvoldoende kennis van vergistingsprocessen in silo’s. Daardoor kon er zich begin juli een ontploffing voordoen waarbij twee doden vielen. Tot die conclusie komt onderzoeksinstituut TNO in een donderdag gepubliceerd rapport. Hamstra moet van de provincie Gelderland eerst verbeteringen aanbrengen in het productieproces voordat er sprake kan zijn van een herstart.
Het Puttense foeragebedrijf werd enkele dagen na de explosie van 4 juli werd op last van de provincie Gelderland gesloten. Twee medewerkers, een 23-jarige man uit Harderwijk en een 37-jarige man uit Ermelo, kwamen bij de ontploffing om het leven. Ze waren bezig met het plaatsen van een peilmechanisme op een silo waarin vetresten waren opgeslagen. Daarbij werd een ophoping van methaan en alcoholgas in de silo in vlam gezet door de vonken van een slijptol.
De belangrijkste oorzaak waardoor het op de bewuste donderdag fout ging, is het gebrek aan kennis bij het bedrijf, zo menen de onderzoekers van TNO. Noch de directie, noch de medewerkers waren zich bewust van de risico’s die het bedrijf liep. Er was „te weinig kennis van vergistingsprocessen en gebrek aan kennis over onderlinge beïnvloeding van stoffen in het proces”, concludeert het rapport. Bovendien zou de veevoederfabrikant zo druk zijn geweest met het voorkomen van stankoverlast voor omwonenden, dat de aandacht voor de gevaren van chemische reacties minimaal was. TNO vindt dan ook dat een „herbezinning” nodig is op de wijze waarop het Putter bedrijf te werk ging.
Volgens mr. G. Bouman van de provincie Gelderland heeft het toezicht dat de provincie hield op het bedrijf de explosie niet kunnen voorkomen. Dat heeft alles te maken met de vorig jaar verstrekte milieuvergunning, waarin Hamstra niet aangeeft dat er sprake is van gevaarlijke chemische reacties bij de werkzaamheden, aldus Bouman. „Hadden we dat geweten, dan was daar zeker beter op gelet. Omdat het echter niet in de vergunning stond, hebben we er ook niet op gecontroleerd. Bovendien hebben we tijdens bezoeken nooit iets geconstateerd dat wees op het bestaan van vergistingsprocessen en ongewenste gasvorming.”
Volgens Bouman moet het Puttense bedrijf nu opnieuw een milieuvergunning aanvragen, waarbij deze keer wél precies moet zijn uitgewerkt welke werkzaamheden precies wordt verricht. „Of dat ook gebeurt, hangt van Hamstra zelf af.” De gang van zaken voorafgaand aan de explosie boezemt hem wat dat betreft weinig vertrouwen in. „Het bedrijf rommelde maar wat aan. Ze waren bepaald onzorgvuldig door zonder kennis van zaken te handelen.”
Directeur A. Hamstra van het veevoederbedrijf kan niet uitgebreid reageren omdat hij het rapport nog niet in handen heeft. Hij is het in ieder geval niet eens met de provincie dat het een rommeltje was op zijn bedrijf. „In de milieuvergunning die vorig jaar is afgegeven, staat precies wat we doen. Bovendien nemen we altijd onderzoeksbureaus in de hand om ons te adviseren bij het aanvragen van zo’n vergunning.”
Hamstra vindt het onterecht dat zijn bedrijf de zwartepiet krijgt toegeschoven voor de gebeurtenissen. „De provincie verwijt mij dat ik geen kennis in huis had, maar had die zelf ook niet. Over de risico’s van een explosie is bij geen enkele controle gesproken. Maar na de ontploffing stonden ze wel gelijk klaar met beschuldigingen aan mijn adres.”
Volgens Hamstra ligt zijn bedrijf op dit moment grotendeels stil. De situatie is nog niet precair, maar dat kan het wel worden. „Als ik een nieuwe milieuvergunning moet aanvragen, kan het wel vijf jaar duren voor ik weer verder kan. Daarmee zou mijn bedrijf kapot gaan.”
De Putter foeragehandel kwam eerder in opspraak door de stankoverlast die omwonenden zeiden te ondervinden. Het bedrijf stond lange tijd hoog genoteerd in de milieuklachten top-10 en de top-25 van probleembedrijven in de provincie Gelderland. Keer op keer werd opgetreden, maar aan de klachtenstroom kwam pas echt een einde toen Hamstra stopte met de bereiding van veevoer uit etensresten van instellingen en de horeca.
Van de negentien tanks die Hamstra in gebruik had voor onder meer het koken van aardappelzetmeel en sauzen en de opslag van vetresiduen, explodeerden de tanks 15 en 16. In die tanks, met een capaciteit van 160 kubieke meter, was enkele minuten voor de explosie nog zo’n 38.000 kilo plantaardig vetresidu gepompt. Daarmee waren ze voor een kwart gevuld. Mogelijk kwam daar nog 6000 liter sinaasappelsap bij, iets wat de onderzoekers niet met zekerheid kunnen aantonen. Samen met de aanwezigheid van vluchtige gassen en restmateriaal uit de tankwagen die het vet aanvoerde, zorgde dat voor een voldoende hoeveelheid explosief materiaal.