Scheiding kerk en staat even opzijgezet
DEN HAAG - De scheiding tussen kerk en staat mag dan heilig zijn voor minister Van Middelkoop van Defensie, dat weerhoudt het kabinet er niet van die cesuur in Afghanistan om „goede, pragmatische redenen” even opzij te zetten.
De Nederlandse troepen in de Afghaanse provincie Uruzgan besteden soms ontwikkelingsgeld aan de bouw of reparatie van moskeeën, aldus de ChristenUniebewindsman tijdens de conferentie ”Religie, conflict en samenwerking in een globaliserende wereld”. De bijeenkomst, donderdag in de Eerste Kamer, was georganiseerd door de Society for International Development.De financiering van de bouw van een nieuwe moskee gebeurt om „pragmatische redenen”, vervolgt Van Middelkoop. De Nederlandse militairen winnen daarmee het vertrouwen en de gunst van de plaatselijke bevolking. Dat komt de uitvoering van hun missie ten goede. In Nederland is het daarentegen ondenkbaar dat de overheid religieuze groeperingen geld geeft voor kerkbouw, stelt de christelijke bewindsman. „Zo ziet u maar dat ik ook pragmatisch kan zijn.”
Religie kan oorzaak zijn van conflicten, zegt de bewindsman in zijn toespraak tot ongeveer honderd beleidsmakers en deskundigen op het terrein van internationale samenwerking. In Afghanistan bijvoorbeeld proberen de islamitische taliban hun fundamentalistische regime weer aan het land op te leggen.
Positieve rol
Anderzijds is religie volgens Van Middelkoop zelden de enige of de belangrijkste oorzaak van een conflict. Het geweld in Afghanistan wordt ook veroorzaakt door gebrek aan ontwikkeling en goed bestuur. Religie kan daarnaast ook een „enorm positieve” rol vervullen bij het oplossen van conflicten. Nederlandse troepen in Afghanistan hebben ondervonden dat samenwerking met religieuze leiders nodig is om vrede en stabiliteit te bewerkstelligen.
Tot het aantreden van de vorige minister van Ontwikkelingssamenwerking, Van Ardenne, speelde samenwerking met religieuze leiders geen rol in het beleid, herinnert CDA-Kamerlid Ferrier zich. Dat er nu een andere wind waait, bevestigt ook ambtenaar D. de Jong van het ministerie van Buitenlandse Zaken. „De politiek heeft oog gekregen voor de netwerken van religieuze organisaties. We vragen nu ook aan hen aan welke soort hulp zij behoefte hebben.”
Een goede zaak, vindt hoogleraar S. Thomas van de Universiteit van Bath in Groot-Brittannië. In ontwikkelingslanden, waar de overheid weinig gezag geniet, spelen die netwerken volgens hem een belangrijke rol op het gebied van onderwijs, welzijn en gezondheidszorg. Tegelijkertijd steunen sommige religieuze netwerken terroristen. Hamas en Hezbollah zijn daar voorbeelden van. De Jong wijst aanvullend op Sudan, waar godsdienstige organisaties juist nauw verbonden zijn aan de overheid en daarom niet onafhankelijk kunnen optreden.
Weerstand
Directeur B. Klein Goldewijk van Cedar International stelt in haar bijdrage aan de conferentie dat er soms weerstand is in ontwikkelingslanden en bij religieuze organisaties tegen samenwerking met seculiere westerse hulpverleners.
Gebrek aan kennis bij die hulpverleners kan daarvan een oorzaak zijn, weet directeur R. Grotenhuis van Cordaid. In de Filipijnen bijvoorbeeld werd een heuvellandschap door ontwikkelingswerkers met shovels vlak gemaakt. Onwetend verwoestten ze daarbij een heuvel waar de plaatselijke bevolking al eeuwenlang haar voorouders vereerde.
Dit laatste is een bewijs van de stelling van Klein Goldewijk dat de meeste westerlingen niet meer weten wat religie is of wat het is om religieus te zijn. „We hebben religie in ontwikkelingslanden jarenlang verkeerd geïnterpreteerd. We hebben er geen antennes meer voor.”