Wachtgeldregeling Gelderland riant
DEN HAAG (ANP) - De 47 politici die dinsdag afscheid hebben genomen van de Provinciale Staten van Gelderland, hebben nog twee jaar recht op een ruimere wachtgeldregeling dan hun collega’s in andere provincies.
Bovendien hebben ze in de tijd dat zij de uitkering ontvangen geen sollicitatieplicht en mogen ze onbeperkt bijverdienen. Gelderland heeft als rijkste provincie al heel lang een royale wachtgeldregeling voor gedeputeerden en Statenleden die vertrekken.Gedeputeerde Staten hebben kort voor de provinciale verkiezingen op aandringen van het Interprovinciaal Overleg (IPO) nog geprobeerd de regeling te versoberen, maar dat voorstel hebben de Staten toen van tafel geveegd.
Gelderland moet de komende tijd maandelijks ruim 36.000 euro aan vertrokken Statenleden betalen. De politici krijgen het eerste jaar na vertrek 80 procent van de vergoeding voor hun Statenwerk en het tweede jaar nog 70 procent. Dat komt neer op bedragen van tussen de 675 en 775 euro per maand. De Statenleden moeten het wachtgeld zelf aanvragen, maar dat doet vrijwel iedereen, aldus een woordvoerster van de provincie.
Dat zij ondertussen niet hoeven te solliciteren en mogen bijverdienen, was volgens de Gelderse politici redelijk. „De provinciale politiek is weliswaar een bijbaan, maar iets anders dan bijvoorbeeld bollen pellen”, aldus een Statenlid van GroenLinks.
Slechts een lid van GroenLinks en de fractie van de SP waren voor versobering.
De ruime Gelderse regeling betekent dat afgezwaaide Statenleden elders wethouder of burgemeester kunnen worden en ondertussen nog steeds wachtgeld krijgen.
Dat is onder meer gebeurd bij de oud-wethouder Economische Zaken in Arnhem, de burgemeester van Beuningen, de burgemeester van Mook en Middelaar en de wethouder Volkshuisvesting van Culemborg. Aangezien deze laatste ook gedeputeerde in Gelderland is geweest, heeft zij nog tot november recht op bijna 3000 euro per maand.
Volgens het IPO moet hierna de wachtgeldregeling soberder worden en voor alle provincies gelijk zijn.
Op basis van discussies op provinciaal en landelijk niveau blijkt dat er vraag is naar uniformiteit en soberheid. Bovendien moet de regeling beperkt blijven tot Statenleden die geen andere inkomsten hebben.
De nieuwe normen zijn door sommige provincies al in werking gesteld. De provincies moeten dit namelijk zelf regelen. Voor de zittende Statenleden is er een overgangsvoorziening.