Dat schrijven medewerkers van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) in het vakblad Medisch Contact, dat donderdag is verschenen. Ze willen dat er meer eenheid in behandeling komt.Het gebeurt volgens de inspectie dat cardiologen hun patiënten niet willen afstaan aan een zogenoemde hartfalenpoli. Op deze speciale afdeling kunnen patiënten met een onvoldoende hartfunctie terecht voor speciale begeleiding en behandeling. Hartspecialisten die zelf niet bij de poli zijn betrokken, raken bij verwijzing hun patiënten kwijt. Om dat te voorkomen, verwijzen ze soms niet. Andere specialisten hebben volgens hartfalenverpleegkundigen onvoldoende vertrouwen in de poli. Naar de mening van de inspectie mag het niet zo zijn dat een patiënt door onwil van een specialist belangrijke zorg misloopt.

Evenmin aanvaardbaar noemen de IGZ-medewerkers het volledig ontbreken van contact tussen de eerste- en tweedelijnszorg. Zo komt het voor dat een specialist geen contact heeft met de huisarts over patiënten.

Daarbij zijn er grote verschillen in werkwijze tussen de hartfalenpoli’s onderling, constateren de IGZ-medewerkers. De relatie tussen hartfalenpoli, thuiszorg en huisarts varieert per ziekenhuis. Zo laat het ene ziekenhuis een zogeheten hartfalenverpleegkundige patiënten op de poli helpen, maar schakelt een ander ziekenhuis de huisarts of de thuiszorg in voor de dagelijkse zorg en begeleiding. In het ene ziekenhuis mag een verpleegkundige zelf medicijnen voorschrijven en onderzoek doen, terwijl een ander ziekenhuis dat niet toestaat.

De inspectie vindt dat ziekenhuizen meer van elkaar moeten leren en de goede voorbeelden moeten overnemen. Om dat proces te bevorderen, denkt de inspectie aan samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie. De richtlijn chronisch hartfalen biedt volgens het IGZ geen oplossing voor aanpassingen in de grote organisatorische variatie van hartfalenpoli’s.