Binnenland

Gesprek van levensbelang

Kan voorlichting over alternatieven voor abortus beter? Over die vraagt buigen zich komende zaterdag onder meer prolifeorganisaties en een vertegenwoordiger van het Nederlands Genootschap van Abortusartsen. Doel is het opstellen van een richtlijn voor artsen die met patiëntes een besluitvormingsgesprek moeten voeren over abortus. „Ik kan me voorstellen dat ook seculiere artsen geïrriteerd zijn door het zedelijk gedrag van sommige yuppen en studenten.”

Jakko Gunst en Johannes Visscher
29 January 2007 10:13Gewijzigd op 14 November 2020 04:28

Eén woord, één opmerking kan het verschil maken tussen leven en dood. Dat zou je kunnen zeggen over het besluitvormingsgesprek over abortus. Kiest de vrouw er wel of niet voor het beginnend leven te laten weghalen?In het besluitvormingsproces over abortus heeft de Nederlandse huisarts een belangrijke functie. Het gros van de vrouwen die een abortus overwegen, komt immers in diens spreekkamer terecht. Van een richtlijn waarop artsen voor het voeren van een besluitvormingsgesprek kunnen terugvallen, is echter nog geen sprake. Mogelijk komt daar verandering in, ook onder invloed van kabinetsformatie. Een partij als de ChristenUnie heeft het terugdringen van het aantal abortussen immers hoog op de agenda.

Diverse (prolife)organisaties komen zaterdag in Utrecht bijeen om de wenselijkheid en de eventuele inhoud van een dergelijke leidraad te bepalen. Ze doen dat samen met abortusarts W. Beekhuizen van het Nederlandse Genootschap van Abortusartsen, die zich met diverse seculiere hulpverleningsinstanties en maatschappelijk werkers op dit moment al over een richtlijn buigt. Ook een seculiere organisatie als het FIOM (Federatie van Instellingen voor Ongehuwde Moeders) is zaterdag van de partij.

De bijeenkomst komt niet uit de lucht vallen. Hoogleraar medische ethiek H. Jochemsen van het Lindeboom Instituut, een van de initiatiefnemers, constateerde bijna een jaar geleden al dat onder huisartsen grote behoefte aan een dergelijke leidraad bestaat. „Ondanks hun spilfunctie”, zei Jochemsen in deze krant over huisartsen, „kost het ze moeite om tijdens het besluitvormingsgesprek de regie te nemen.”

Een richtlijn kan ervoor zorgen dat vrouwen bij zo’n gesprek beter dan nu over de alternatieven voor en de ongewenste psychosociale gevolgen van een abortus zijn geïnformeerd.

Weloverwogen
Christenarts A. Kwakernaak uit Moerkapelle zegt een richtlijn voor huisartsen toe te juichen. „Ik steek mijn hand er niet voor in het vuur dat iedere huisarts alle alternatieven voor abortus noemt.”

Net als bij euthanasie zou Kwakernaak willen dat ook bij abortusverzoeken altijd een tweede arts of hulpverlener wordt geraadpleegd. „Zo kan de vrouw een weloverwogen keus maken. Praktijk is momenteel dat een arts nu eenmaal niet altijd even veel tijd heeft voor lange gesprekken. Een onderhoud met een patiënt duurt veelal niet veel langer dan een halfuur.”

Ook E. de Jong, werkzaam bij de Federatie van Instellingen van Ongehuwde Moeders (FIOM) in Diemen, denkt dat een duidelijke richtlijn voor huisartsen zijn nut kan hebben. „Het is goed dat tijdens een gesprek alle alternatieven worden besproken. Het gaat om diepingrijpende beslissingen. Abortus is een beladen onderwerp. Er komen tal van zaken bij kijken: religieuze overwegingen, druk vanuit de omgeving, reacties van het thuisfront. Voor ons staat het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw bovenaan. In onze gesprekken appelleren we niet alleen aan het verstand, maar ook aan het gevoel van vrouwen. Dat kan bij sommige vrouwen, die graag alles in de hand willen hebben, nog wel eens moeizaam gaan.”

Los van een richtlijn valt er volgens De Jong wat betreft geschikte huisvesting voor tienermoeders nog een wereld te winnen. „Zeker in Amsterdam zijn de opvangmogelijkheden heel schaars. Het kost veel moeite om voor een jonge moeder met een kind snel een goede woning te vinden.”

Meer huisvestingsmogelijkheden voor jonge moeders zou naast betere voorlichting over gebruik van voorbehoedsmiddelen het aantal abortussen kunnen terugdringen, schat ze in.

Beroepstrots
Christenarts N. Wolswinkel uit Veenendaal zegt de doelen en verwachtingen bij de spaarzame abortusgesprekken die hij voert uit ervaring niet te hoog te stellen. Het aantal vrouwen dat abortus overweegt, maar op andere gedachten is te brengen, is volgens hem „een duidelijke minderheid.”

De kans van slagen is volgens hem het grootst bij de middencategorie van vrouwen die nog geen duidelijk besluit heeft genomen. „Maar nogal wat vrouwen zeggen bij binnenkomst: Ik ben zwanger, maar kan het nu absoluut niet uitdragen. Later wil ik graag kinderen, maar nu kan het niet.”

Wolswinkel heeft de indruk dat de meeste huisartsen het voeren van een abortusgesprek als een „serieuze zaak” zien. Toch zal een richtlijn artsen zeker helpen alle afwegingen rondom een abortus nog grondiger door te spreken, mocht dat nodig blijken. „Artsen laten zich er graag op voorstaan overeenkomstig een richtlijn te handelen. Het raakt hun beroepstrots en bovendien, elke arts levert graag kwaliteit.”

De arts zegt niet goed te kunnen beoordelen in hoeverre de bestaande abortuspraktijk bij Nederlandse huisartsen leidt tot onderhuids onbehagen. „Van het zedelijk gedrag van sommige yuppen en studenten kan ik me voorstellen dat het ook seculiere artsen irriteert. Er op los leven en dan even de soa-test (seksueel overdraagbare aandoeningen) komen halen, of er op los leven in de wetenschap dat abortus als uiterste redmiddel in Nederland als het nodig is altijd kan.”

Niet alleen voorlichting over anticonceptiva, ook een debat over seksuele moraal zou het abortuscijfer omlaag kunnen brengen, zegt zijn collega Kwakernaak, die zich, op verzoek van de ChristenUnie, in de evaluatie van de abortuswet verdiepte. „Kinderen hebben op zeer jonge leeftijd al seksuele gemeenschap. Het is misschien een utopie, maar ik zou ervoor willen pleiten daar meer terughoudendheid in te betrachten. Het zou goed zijn als iedereen zich zou conformeren aan Bijbelse waarden en normen, hoewel ik besef dat de praktijk anders is.”

Intern conflict
Huisarts in opleiding U. Tas (Rotterdam/Leerdam), zaterdag een van de sprekers op de bijeenkomst, hield een enquête onder aankomende artsen om hun mening over abortus te peilen. Van de veertig artsen die hij aanschreef reageerden er twaalf.

Een meerderheid van de artsen in opleiding ervaart het voeren van een abortusgesprek als „lastig”, zo blijkt uit de enquête. „Ze moeten hun eigen oordelen en eventuele vooroordelen over patiënten met een abortusvraag een plek zien te geven. Verder zijn ze zich ervan bewust dat het bespreken van een abortus met juridische bepalingen is omkleed. De wet doet daar uitspraken over, net als met euthanasie moet je weten wat je doet.”

Sommige huisartsen in opleiding hebben hun bedenkingen bij het abortusmotief, constateert Tas verder. „Zoals een abortusverzoek omdat de zwangerschap de vakantieplannen doorkruist.”

Ongeacht het motief kan de abortusvraag bij artsen voor een innerlijk conflict zorgen. „Aan de ene kant willen ze hun patiënt graag helpen. Tegelijkertijd hopen ze dat de abortusvraag hun deur voorbijgaat en niet op hun bordje belandt.”

Met hun vragen en bedenkingen gaan huisartsen in spe graag en veelvuldig te rade bij hun begeleider, aldus de Turkse onderzoeker van het huisartseninstituut van het Erasmus Medisch Centrum.

De meesten ervaren die begeleiding als behoorlijk goed. Tas: „Matig is de minste kwalificatie die ik gehoord heb. Toch denk ik dat op dit terrein nog enige winst valt te behalen. De begeleiding die als goed wordt omgeschreven zou het standaardmodel moeten worden, zodat elke huisarts in opleiding tevreden is.”

Dat acht van de twaalf huisartsen in opleiding de komst van een richtlijn zeggen te verwelkomen, heeft Tas niet verrast. „Ik zie daar een verband met het feit dat zij het voeren van een abortusgesprek als lastig ervaren. Hun ervaring met abortus speelt in dit opzicht in elk geval geen doorslaggevende rol. Onder de artsen in opleiding die aangeven een dergelijke richtlijn op prijs te stellen, zitten er ook die al met meer dan vijf patiëntes een abortusgesprek hebben gevoerd.”

Ommezwaai
Zal een richtlijn het aantal abortussen terugdringen? Tas is voorzichtig positief. „Zo’n leidraad kan ervoor zorgen dat artsen, nog meer dan nu al het geval is, op zoek gaan naar de vraag achter de hulpvraag. Net zoals een patiënt die bij binnenkomst van de spreekkamer om een antibioticum vraagt met een neusspray naar huis kan gaan, kan het gebeuren dat een vrouw die zegt een abortus te willen toch kiest voor het kind. Bijvoorbeeld omdat de arts ontdekte dat haar probleem niet is dat ze het kind niet wil, maar dat ze bang is voor de financiële en psychosociale gevolgen van gezinsuitbreiding.”

Tas, die in de ruim drie jaar dat hij nu de huisartsenopleiding volgt nog nooit met een abortusverzoek werd geconfronteerd, weet van collega’s dat een dergelijke ommezwaai zich kan voordoen. „Een van hen maakte het onlangs mee. Achteraf zei de vrouw: „Ook toen we om een abortus vroegen, wilden we het kind eigenlijk niet weg doen.” Ik sluit niet uit dat zoiets vaker speelt.”

Wat valt Tas wanneer hij het onderzoek langsloopt het meeste op? Tas: „Artsen in opleiding die een abortusgesprek moeten voeren, voelen zich overvallen. Ze realiseren zich dat ze met dergelijke zaken geconfronteerd kunnen worden. Maar pas wanneer ze er werkelijk mee te maken krijgen, staan ze daar echt bij stil.”

Dit is de laatste aflevering van een tweeluik over initiatieven om het aantal abortussen terug te dringen. Het eerste deel verscheen zaterdag in het katern Accent.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer