„We hebben een tante op bezoek”
BEILEN - Van uitputting kan Ilana Avni niet meer lopen, ze kan niets meer. Omdat ze de volgende dag gedeporteerd zal worden, is het 19-jarige Joodse meisje kamp Westerbork ontvlucht. Een Drentse boswachter en zijn vrouw ontfermen zich over haar. Hun zoon: „Tegen ons zei m’n vader: „We hebben een tante op bezoek.””
De eerste keer dat moeder Tine Eising-Kiers (80) Ilana zag, sloot ze het kind in haar armen en dat is altijd zo gebleven, vertelt dochter Zwannie. Vanmiddag ontving de Drentse heldin de Yad Vashemonderscheiding van de Israëlische staat, haar overleden man kreeg die postuum. „Ze voelden zich echt geen helden”, zegt Zwannie. „Er was een mens in nood en die moest hulp krijgen.”September 1944. Oorlog, ook in het afgelegen Drenthe. Hilbert Eising fietst vanuit zijn woonplaats Hijken het bos in om bomen te snoeien - een van zijn dagelijkse taken. Onder de struiken hoort hij zacht hulpgeroep. Hij duwt wat takken weg en staat oog in oog met een Joods meisje, Ilana, dat al snel de naam Nelly zal dragen. Eising brengt haar buiten het bereik van Duitse patrouilles en zoeklichten, verbergt haar eerst in het struikgewas, later in de zogenaamde Zwarte Schuur op het Hooghalerzand, werkplek van Eisings werkgever Staatsbosbeheer. „Stel je daar niet te veel bij voor”, nuanceert zoon Ab Eising ruim zestig jaar later. „Het is eigenlijk een grote kippenschuur.”
Nelly is tussen de vuile was ontsnapt uit Kamp Westerbork. Ze kan niet te lang in de schuur blijven, vindt boswachter Eising, en dus belandt ze bij hem, zijn vrouw en drie kinderen in huis. Ab, destijds acht jaar, weet nog goed dat de slaapkamer waar hij en zijn zusje en broertje vaak speelden, ineens verboden gebied was. „Als kind vonden we dat heel raar. Toen de deur op een dag weer los was, stond er ineens een vrouw voor m’n neus.” Dat was de eerste kennismaking met Ilana, oftewel Nelly. „Het hoge woord van vader en moeder kwam eruit: „We hebben een tante op bezoek.” Maar we mochten er niet over praten. Vreemd? Ach ja, ik was een kind van acht jaar.”
Pas na de oorlog hoorde Ab dat het om een Joods onderduikertje ging. „Zo’n hulpactie had ik niet achter m’n vader gezocht”, zegt hij. „Het was een figuur van weinig woorden. Heel bescheiden. Maar een mens in nood wilde hij helpen.”
Na drie maanden verblijf in huize Eising verhuist Nelly in december 1944 naar Gasselternijveen. Moeder Tine is namelijk weer in verwachting en de ruimte in het kleine huis is beperkt. De Eisings geven hun jongste spruit, Zwannie, als tweede naam Nelly.
De twee naamgenoten hebben nog veel contact met elkaar. „Ilana belt me bijna elke week”, vertelt Zwannie. Ook heeft de Jodin, die al sinds jaren met haar vier kinderen in Israël woont, „tallozen keren” bij haar gelogeerd. „De laatste keer kwam ze met kinderen en kleinkinderen. Ze gingen naar herinneringskamp Westerbork, voor het eerst. „Het is veel erger geweest dan we daar gezien hebben”, zei Ilana na afloop.”
Het -in de woorden van de Israëlische ambassade- „moedige” echtpaar Eising heeft vanmiddag in verzorgingstehuis Grote Es in Beilen de onderscheiding toegekend gekregen. Tine ontving de eervolle decoratie uit handen van Joop Levy, officieel vertegenwoordiger namens de ambassade van Israël. Ze mag nu de titel ”Rechtvaardige onder de Volkeren” voeren - de hoogste onderscheiding die de staat Israël kent, speciaal voor niet-Joden die Joden hebben gered. Ook krijgt ze een oorkonde, een medaille en een plaquette op de Eremuur in Jeruzalem. Zo’n 4800 Nederlanders en 21.500 wereldburgers gingen haar daarin voor.
„Eerst wilde ze er niets van weten”, zegt Zwannie. „Pa had dat ook niet gewild, zei ze.” Haar broer Ab: „Vader hield er niet van het verhaal te vertellen. Je moest echt vragen: Pa, vertel het nog eens. Hij liep er niet mee te koop. O nee.”