”Onze hulp is niet gericht op preventie”
Het woord valt verschillende keren tijdens het gesprek: helderheid. Het doel van de gesprekken die Ton Vink als ”zelfdodingsconsulent” met zijn cliënten voert over het zelfgekozen levenseinde, is het verkrijgen van helderheid. ”Dat ligt heel gevoelig, omdat het voeren van die gesprekken kan worden omschreven als hulp bij zelfdoding. De grenzen van de wet zijn heel nauw.”
Vink (52) was vorig jaar bij drie zelfdodingen aanwezig. Hij werkt als filosofisch raadsman samen met stichting De Einder, die hulp biedt aan mensen met een doodswens. Met De Einder werken vijftien consulenten samen, die per jaar zo’n 300 mensen begeleiden.In november kwam de stichting in het nieuws, omdat J. H., medeoprichter van De Einder, werd veroordeeld tot één jaar cel wegens hulp bij zelfdoding. H., inmiddels consulent in ruste, zou een 25-jarige borderlinepatiënte aan medicijnen hebben geholpen waarmee zij een eind aan haar leven maakte.
De rechtbank oordeelde dat H. ”geen consulent maar een katalysator” was geweest in het zelfmoordproces. In 2003 werd zelfmoordconsulent W. M., net als H. verbonden aan De Einder, veroordeeld tot twaalf maanden cel, waarvan acht maanden voorwaardelijk. Dat vonnis hield stand bij de Hoge Raad.
Balans van het leven
Dit jaar moet Vink zich verantwoorden voor de rechter wegens hulp bij zelfdoding. Vink: ”De tenlastelegging gaat over het voeren van gesprekken en het verstrekken van informatie. Het gaat om een 55-jarige vrouw die na een begeleiding van tien maanden een einde aan haar leven maakte. Ze had geen speciale lichamelijke of psychische klachten, maar had de balans van haar leven opgemaakt.”
Vink maakt zich geen zorgen over de rechtzaak. ”Strikt genomen is hulp bij zelfdoding verboden. Maar er wordt, inmiddels ook in de jurisprudentie, onderscheid gemaakt tussen strafbare en niet-strafbare hulp. Tot die niet-strafbare hulp hoort het voeren van gesprekken met mensen, het verstrekken van algemene informatie en het aanwezig zijn bij de daad zelf, als vorm van morele steun.”
U doet dit dus ook?
”Ja, dat doe ik allemaal. Het aanwezig zijn is overigens eerder uitzondering dan regel, maar het komt voor. Daar waar het feitelijk om zelfdoding gaat, heb ik met mensen gesprekken. Voor hen probeer ik gewoon zo helder mogelijk te krijgen: ”Wat wilt u? Wilt u het op korte termijn doen?”
Maar u stelt ook aan de orde hóé ze het willen doen.
”Uiteraard. Dat is heel belangrijk, om te voorkomen dat het erg confronterend voor derden wordt. Meestal zijn de mensen net iets ouder dan de middelbare leeftijd. De jongste met wie ik echt uitgebreid heb gesproken, was denk ik 29 jaar.
Ik spreek liever niet over begeleiding. Dat suggereert alsof ik iets doe met mensen en ze -ik chargeer nu even- als het ware dood zou maken. Wat ik met name doe is het voeren van gesprekken, om de keuze die mensen willen maken zo helder mogelijk te maken.”
Verwijst u mensen wel eens naar een psychiater of psycholoog?
”Ja, natuurlijk. Maar een belangrijk punt is dat mensen er uiteindelijk zelf voor moeten kiezen om in behandeling te gaan. Het vinden van een geschikte psychiater levert overigens nog wel eens problemen op. Veel psychologen en psychiaters zijn niet bereid om in alle openheid over een doodswens te praten. Het zelfgekozen levenseinde is, óók in de psychiatrie, dikwijls nog een taboe. Dan mogen mensen wel in behandeling komen, maar dan mogen ze het dáár niet over hebben. Wat ik uitgesproken curieus vind, want dat is nu juist het probleem.
Het woord ”zelfdodingsconsulent” beschouw ik overigens als een geuzennaam. Ik vind het woord ”zelfmoord” ook niet passend. Daarom wil ik ook door uw krant per se geen zelfmoordconsulent worden genoemd, anders ga ik niet akkoord met plaatsing van dit interview. Het plegen van een moord betekent in mijn ogen namelijk: het nemen van een leven dat jou zelf niet toebehoort. Een betere term is volgens mij zelfdoding. Ik sta op het standpunt dat het eigen leven -met alle beperkingen die je overigens hebt- jou zelf toebehoort.”
U kiest daarom voor de term ”zelfdodingsconsulent”.
”Ja, precies. Onze invloed vind je alleen terug in de manier waarop mensen hun leven beëindigen.
De begeleiding van de mensen die bij ons komen, is natuurlijk intensief. Van de 300 mensen die jaarlijks bij ons komen, maakt zo’n 10 procent uiteindelijk een einde aan het leven. Toch moet je ook heel erg afstand houden om er niet zelf in betrokken te raken. Want je mag ook niet echt een causale factor in de zelfdoding zijn.”
De 10 procent die twijfelt krijgt dan in de gesprekken met de Einder helderheid?
”Ja. Die helderheid kan twee kanten op gaan. De meesten kiezen niet voor zelfdoding. U laat nu het woord twijfel vallen, voor ons staat voorop dat als iemand hierover twijfelt, hij het nooit moet doen.”
Maar mensen hebben vragen. U praat met hen over die vragen, twijfels worden opgehelderd. Dus u werkt toe naar een besluit.
”Ja. Ik maak in die zin verschil dat als mensen inderdaad tot levensbeëindiging overgaan, ze zich in ieder geval bewust zijn van wat ze doen en wat de betekenis ervan is voor de omgeving. Dat is altijd winst. Maar als jij mij nu zou vragen ”Wat zou je heel strikt genomen willen?” dan is mijn antwoord: ”Dat mensen voor het leven kiezen.””
Het is toch onverantwoord om mee te werken aan een zelfdoding?
”Ik vind dat mensen het recht hebben om wezenlijke keuzes in hun leven zelf te maken. Je moet natuurlijk wel goed weten wat je doet. Echt heel wezenlijk is dat het ons er zeker niet om gaat dat mensen een keuze voor de dood maken. Integendeel.
Er wordt altijd wel over medicijnen gesproken. Mensen zijn op zoek. Ze willen graag weten of de middelen die ze hebben daarvoor geschikt zijn. Natuurlijk, daar is informatie over en dat kan ik gewoon voor ze nakijken.”
Dan kunt u toch de doorslag geven bij het besluit tot zelfdoding?
”Ik weet niet op wat voor manier u dat bedoelt. Doorslaggevend in de zin dat ze door mijn gesprekken hun leven beëindigen, nou nee, die indruk heb ik niet.
Ik ben wel van beslissende hoewel, beslissend vind ik zo’n zwaar woord. Ik zou wel eens een rol kunnen hebben gespeeld in de manier waarop mensen hun leven beëindigden. Ik ben zwaar tegen manieren die voor derden confronterend zijn. De meeste mensen die hier komen hebben zich trouwens allang georiënteerd. Die weten allang wat ze zouden moeten doen.”
Toch zullen er mensen zijn die het niet weten als ze bij u komen.
”Dat weet ik niet. Dat komt maar heel zelden voor. Kijk, mensen hebben stappen moeten zetten voordat ze hier naartoe komen. Dat betekent dat ze zich al nadrukkelijk met het probleem hebben beziggehouden, dat is helder. Daar is al een heel traject aan vooraf gegaan.”
Als het doel, die helderheid over het besluit tot zelfdoding, uiteindelijk wordt bereikt en iemand daadwerkelijk een einde aan zijn leven maakt, hoe ziet u zelf dan uw rol in het resultaat?
”Ehm, dat weet ik niet. Ik heb natuurlijk een rol gespeeld voor mensen bij het verhelderen van hun keus en bij het zoeken naar een zo menswaardig mogelijke manier om die keus ten uitvoer te brengen. Ik ben niet degene die bepaalt dát ze feitelijk bij hun keuze blijven.”
U brengt mensen ook niet van hun voornemen af.
”Dat is onze insteek ook niet. Onze insteek is niet gericht op preventie, maar het resultaat daarvan is juist vaak wel preventie. Dat komt natuurlijk omdat wij zo open zijn dat mensen met al hun verhalen en vragen bij ons terechtkunnen. Ik geef informatie over de manier waarop het wel kan.
Wat mensen doen, is hun eigen verantwoordelijkheid. Zij moeten een verantwoorde keuze maken. Die kan soms voor het leven zijn -dat is meestal het geval gelukkig- en die kan soms zijn dat ze toch feitelijk tot uitvoering van hun voornemen overgaan.”