Cel geëist na handel met Irak
ARNHEM - Tegen de 58-jarige H. E., directeur van een Puttens bedrijf, is dinsdag bij het hof in Arnhem in hoger beroep vier maanden cel geëist. De man zou in 2001 en 2002 goederen hebben geëxporteerd naar Irak terwijl er een handelsembargo van kracht was.
De onderneming van de Puttenaar moet als het aan justitie ligt ook nog een boete betalen van 80.000 euro.Ondanks een verbod van de Europese Unie op het handeldrijven met Irak zou de firma onder meer brandstofpompen, elektronische apparatuur en onderdelen van stansmachines naar het land hebben uitgevoerd. Uiteindelijk moest de verdachte voorkomen bij de rechtbank in Zutphen, maar wegens gebrek aan bewijs werd hij vrijgesproken. Het openbaar ministerie ging vervolgens in beroep.
E. zegt niets te weten van de vermeende illegale handel. De man stelde de goederen te hebben verkocht aan bedrijven in Jordanië. Export naar Irak was nooit voorgekomen, aldus de verdachte.
De openbaar aanklaagster geloofde het verhaal van de verdachte echter niet. Zij was van mening dat de man met opzet het embargo heeft ontdoken. Bij een doorzoeking van het bedrijf vonden controleurs onder meer faxen met daarop het landennummer van Irak. Bovendien hebben de Jordaanse firma’s ook vestigingen in Irak. Volgens het openbaar ministerie werden Puttense goederen via die ondernemingen naar het buurland van Jordanië verstuurd. „Het is duidelijk dat verdachte contacten onderhield met zowel de vestigingen in Jordanië als Irak en hij wist ook dat de Jordaanse bedrijven leverden aan Irak”, aldus de aanklaagster.
De advocaat van de verdachte vroeg het hof zijn cliënt vrij te spreken. Het Arnhemse gerechtshof doet op 23 januari uitspraak.