Volgens de hoogste bestuursrechtbank, die dit donderdag bekend maakte, is de beslissing van de minister niet in strijd met de inrichtingsvrijheid die het schoolbestuur heeft. De Raad van State wijst daarbij op de statuten van de Stichting voor Interconfessioneel en Algemeen Bijzonder Voortgezet Onderwijs waar de Rotterdamse Scholengemeenschap onder valt.Blijkens de statuten beheert de stichting scholen op interconfessionele, rooms-katholieke, protestants-christelijke en algemeen-bijzondere grondslag. Het uitgangspunt voor de scholen is het christelijke beginsel, met als richtsnoer de Bijbelse normen van gerechtigheid en solidariteit.

De Rotterdamse Scholengemeenschap waar het om gaat is rooms-katholiek. Het geven van onderwijs op islamitische grondslag behoort volgens de statuten niet tot doelstellingen van de stichting, aldus de Raad van State. De vrijheid van een schoolbestuur om het onderwijs naar eigen inzicht in te inrichten gaat niet zover dat onderwijs van een andere richting voor bekostiging in aanmerking kan komen. Anders zou er een onevenwichtig geheel aan onderwijsvoorzieningen kunnen ontstaan, aldus de uitspraak.

De scholengemeenschap heeft veel moslimleerlingen. In een schoolgebouw in de Borgerstraat krijgen 31 moslimleerlingen les. Die vallen nu niet meer onder overheidsbijdrage op grond van de Wet op het voortgezet onderwijs. De Stichting voor Interconfessioneel en Algemeen Bijzonder Voortgezet Onderwijs spreekt van een opgelegde sanctie.