AOW zaait halve eeuw politieke verdeeldheid
DEN HAAG - De AOW bestaat vijftig jaar. PvdA-minister Suurhoff van Sociale Zaken reikte op 2 januari 1957 in Den Haag persoonlijk de eerste uitkeringen uit aan 65-plussers. De oudedagsvoorziening staat weer volop in de politieke belangstelling. Twee van de drie partijen die meedoen aan de formatie willen de regeling anders financieren.
De naam van PvdA’er Drees is voor altijd verbonden aan de Algemene oudersdomswet (AOW). Als minister van Sociale Zaken loodst hij in maart 1947 de voorloper van de AOW, de Noodwet ouderdomsvoorziening, door het parlement. Iedere 65-plusser krijgt vanaf dat moment maandelijks een oudedagsuitkering. Dankbare bejaarden roepen Drees direct uit tot „vader der ouden van dagen.”Zijn regeling is uitdrukkelijk bedoeld als tijdelijke oplossing, in afwachting van een definitieve wet. Die komt er pas in 1956, als Drees premier is van een kabinet van PvdA, KVP, ARP en CHU. Politieke meningsverschillen tussen PvdA enerzijds en KVP, ARP en CHU anderzijds zijn er de oorzaak van dat het nog een decennium heeft geduurd voordat de AOW goed is geregeld. De sociaaldemocraten willen de oudedagsvoorziening vormgeven als staatspensioen, betaald uit de belastinginkomsten. De christelijke partijen bepleiten een verzekeringsmodel: de eigen verantwoordelijkheid van burgers moet tot uiting komen in een duidelijk verband tussen betaalde premie en uitkering.
De coalitiepartners bereiken in 1956 een compromis. De AOW wordt opgezet volgens het omslagstelsel: iedereen die in Nederland inkomstenbelasting betaalt en nog geen 65 jaar of ouder is, draagt er via een premie aan bij. Alle 65-plussers hebben recht op AOW. De hoogte van de uitkering is geleidelijk gestegen. Gehuwden krijgen in 2007 ruim 653 euro per maand, ongehuwden 956 euro.
Premier Drees is het in 1956 niet op alle punten eens met de AOW-wet van zijn minister van Sociale Zaken, Suurhoff. De sober ingestelde minister-president vindt het bijvoorbeeld onnodig dat ambtenaren, met toch al goede pensioenvoorzieningen, ook voor 20 procent meedelen in de AOW.
Bescheiden als Drees is, benadrukt hij dat alle eer voor de AOW-voorziening moet worden bewezen aan Suurhoff. In de beeldvorming blijft Drees echter gelden als architect van de oudedagsvoorziening. „Trekken van Drees” is tot op de dag van vandaag een gevleugelde uitdrukking.
De AOW, die de PvdA en de voorlopers van het CDA al voor zijn instelling verdeelde, zorgt nog steeds voor politiek vuurwerk tussen beide grote partijen. PvdA-leider Bos stelde vorig jaar in de verkiezingscampagne voor de AOW anders te financieren: rijkere ouderen moeten via de belastingen meebetalen aan de oudedagsvoorziening. De ChristenUnie zit ook op die lijn.
Het CDA, dat niets wil veranderen aan de AOW, haakte daar direct op in. De christendemocraten leden in 1994 een forse verkiezingsnederlaag toen de partij morrelde aan de oudedagsvoorziening. Met die kennis in het achterhoofd viel het CDA de PvdA in de verkiezingscampagne regelmatig hard aan op het punt van de AOW. „Met Bos zijn ouderen de klos”, rijmde CDA-fractievoorzitter Verhagen.
Direct na de Kamerverkiezingen in november vorig jaar zei CDA-campagnestrateeg De Vries: „Drie letters waren in de verkiezingscampagne bepalend: AOW.” Bepalend kan de oudedagsvoorziening ook worden in de formatiebesprekingen tussen CDA, PvdA en ChristenUnie, die deze week hervat worden. De geschiedenis herhaalt zich: de twee grote partijen, PvdA en CDA, zullen net als vijftig jaar geleden opnieuw een compromis moeten vinden over de AOW.