Bernhards pijp heeft zilveren bandje
AMSTERDAM - Prehistorische pijpen, beschilderde pijpen, vredespijpen, oorlogspijpen, stamhoofdpijpen, megapijpen, minipijpen én een pijp van prins Bernhard, „misschien wel de beroemdste pijproker van de vorige eeuw.” Het Pijpenkabinet in Amsterdam heeft rookgerei in alle soorten en maten.
Druk stadsgewoel en serene rust liggen in Amsterdam dicht bij elkaar. Zó loop je over de immer bedrijvige Prinsengracht, zó sta je voor vitrines vol pijpen in een rustiek grachtenpand. Blikvanger bij binnenkomst in het Pijpenkabinet is een Amsterdams staand horloge. Het uitbundig versierde uurwerk is wel 3 meter hoog. Op de cadans van tikkende seconden bewegen miniatuur zeilscheepjes in de eikenhouten kast heen en weer. „Die klok is altijd in bezit geweest van een pijpenmakersfamilie”, zegt Benedict Goes, beheerder van het pijpenmuseum.Onmiskenbaar hangt in het Pijpenkabinet de geur van geschiedenis. Achter de 22.000 pijpen schuilt vaak een historisch verhaal. „Je ziet vorstengeschenken, maar ook door boertjes en landslieden opgelapte pijpen.”
Nog altijd geeft de poldergrond rokersgeheimen prijs. „Wij hebben voor archeologen van de NS de pijpresten langs het tracé van de Betuwelijn onderzocht. Bij Tiel moest een in open veld gelegen boerderij verdwijnen. Die heeft daar zo’n duizend jaar gestaan. Tijdens oorlogen werd de boerderij telkens platgebrand en daarna weer opgebouwd. Dat is een eldorado voor archeologen. Op die plek zijn ook resten van pijpen gevonden.
Opvallend is dat er heel weinig Goudse pijpen lagen. Gouda was eeuwenlang hét pijpenmakerscentrum van Nederland. Wel werden bij de boerderij pijpen uit het Duitse Westerwald aangetroffen, uit de achttiende eeuw. Die zijn daar gebracht door rondtrekkende seizoensarbeiders. Dat leert ons veel over de handelsrelaties in vroeger tijden.”
Europeanen ontdekten in 1600 de geneugten van tabak. Tot 1820 bediende elke roker zich van een (klei)pijp. Daarna kwamen sigaar, sigaret (vanaf 1900) en shag (vanaf 1960) in zwang. Voor 1860 was de steel van een pijp veel langer dan nu.
In vroeger tijden werd tabak gebruikt, die meer hitte afgaf. Om te voorkomen dat de roker zijn lippen brandde, was de steel soms wel een halve meter lang.
Opvallend is een collectie Franse pijpen, waarvan de koppen zijn versierd met afbeeldingen van mensen en dieren. „Tussen 1820 en 1870 was het in Frankrijk een absolute rage om door middel van je pijp duidelijk te maken tot welke bevolkingsgroep je behoorde of waar je interesses lagen. Zo kon de kop van een pijp versierd zijn met een politieke leider, of een operazangeres. Wij Nederlanders vinden dat helemaal niks. Je kunt je toch niet indenken dat iemand een pijp gaat roken met als kop het hoofd van Balkenende?”
Ook de Duitsers maakten vaak een compleet feest van een pijp. Landschappen, burchten, vossen, vogels, „je ziet onwaarschijnlijk knappe handschilderingen.”
Het Pijpenkabinet heeft een paar extra bijzondere rookattributen in huis. Zo ligt er een kleipijp uit 500 voor Christus uit Ecuador, het oudste exemplaar van het museum. „De pijp is in een graf gevonden. We hebben hem in bezit gekregen via een handelaar in precolumbiaanse kunst.”
Verder koestert Goes de langst bewáárde (dus niet opgegraven) pijp in Nederland. Het rookgerei dateert van 1753. „De pijp werd in een kistje bewaard en was van regenten van een hofje die het bestuur van een armenhuis vormden. Er is waarschijnlijk nauwelijks mee gerookt.”
Een juweeltje is ook een uit 1742 daterende porseleinen pijp uit het Duitse Meissen. „Het is een zeer luxe, vorstelijk cadeautje. De pijp is nauwelijks uit de cadeauverpakking geweest. Het doosje is met roggenhuid beplakt.”
Dan is er natuurlijk de pijp van prins Bernhard. Goes trekt een la open en haalt het kleinood te voorschijn. „Toen we in 1995 van Leiden naar Amsterdam verhuisden, hadden we prins Bernhard ook uitgenodigd. Hij liet weten dat hij te oud was geworden om langs te komen. Wel schonk hij ons een van zijn pijpen. Er zit een zilveren bandje om de steel, waarop het familiewapen van Von Lippe-Biesterfeld is gegraveerd. Kenmerkend is ook de witte stip. Het is een Dunhill, de Rolls-Royce onder de pijpen.”
Een tevreden roker mag dan geen onruststoker zijn, nicotine is bar slecht voor een mens. Merkt Goes dat roken zwaar onder vuur ligt? Hij knikt. „Er bestaat groeiende aversie tegen roken. Loopt er een gezinnetje voorbij. Zegt iemand: „Laten we hier maar niet naar binnen gaan, want ik ben net gestopt met roken.” Ons museum heeft beslist niet tot doel het roken te bevorderen. Wij zorgen ervoor dat een stuk rokersgeschiedenis behouden blijft.”
voetnoot (u17(Op zoek naar het verhaal achter opvallende berichtjes van het afgelopen jaar. Vandaag deel 2 in een serie.