De filosofische praktijk van doctor Ton
AMSTERDAM - Het verschil tussen algemene informatie over zelfmoordmethoden en een persoonlijk advies op maat is flinterdun. Glipte dr. Ton V., die vrijdag acht maanden cel waarvan vijf voorwaardelijk tegen zich hoorde eisen, met zijn filosofische praktijk door de mazen van de wet? Of ging hij, zoals het OM betoogt, te ver?
Welgeteld twee zinnen zijn in de strafzaak tegen V. cruciaal. Ze komen uit een brief die hij op 5 februari 2004 aan zijn cliënte Mimi de K. verstuurde. V. reageert daarmee op haar brief van enkele dagen daarvoor. Zijn cliënte somt daarin haar medicijnvoorraad op en vraagt de filosoof per medicijn aan te geven welke dosis zij nodig heeft om zich van het leven te beroven. In de brief die V. terugstuurt, staan achter een aantal medicijnen twee getallen genoteerd. V.: „Hierbij zie je dat ik doseringen heb genomen die beduidend hoger liggen dan de werkgroep die zich hiermee bezighoudt, voorschrijft. Dit om je gevoel van zekerheid te vergroten.” Over die twee zinnen lopen de meningen uiteen.Voor zijn raadsman bewijzen ze hoe integer V. te werk ging. Zijn cliënte stelde de vragen, V. reageerde en deed dat zo zorgvuldig als hij kon. Officier van justitie H. Hoekstra heeft een andere lezing. Citerend uit de getuigenverklaring van een van de vriendinnen die Mimi tot het laatst steunden, stelt zij dat V. de dosering opzettelijk aanpaste opdat het innemen van de medicijnen met zekerheid zou leiden tot de dood.
Daarmee is V.’s brief aan De K. volgens Hoekstra niet langer te rangschikken onder de noemer algemene informatie. Ze ziet hem als een advies „dat het karakter heeft gekregen van een instructie” en om die reden strafbaar is. V. zelf verklaart dat zijn cliënte een zo kort mogelijke doodsstrijd wenste, omdat zij haar lichaam ter beschikking had gesteld van de wetenschap.
Tijdens de zitting blijkt dat zich in de laatste maanden van Mimi de K. bizarre taferelen afspeelden. Zo overwoog ze ernstig een afscheidsinterview te geven aan een tv-ster, dat zou moeten worden uitgezonden na haar dood. Haar volstrekt gezonde dieren zette zij in haar eigen woorden „op de bus naar de hemel”, oftewel, ze liet deze bij de dierenarts inslapen.
Op 27 april 2004 belegde zij een groot afscheidsfeest, waarbij zij werd gedoopt met water uit een theepot. Als aandenken ontvingen alle aanwezigen een vergiet. Toen zij na het feest werd bedolven onder de dankbetuigingen schreef zij: „Ik zou wel willen blijven?!”
Als V. verklaart van dit alles te hebben geweten, buigen twee van de drie rechters zich voorover. „Volgens u was de vrouw emotioneel in evenwicht, maar heeft het feest dat je bizar of aandoenlijk zou kunnen noemen u niet aan het wankelen gebracht?” vraagt de een. „Had u na het feest geen deskundig arts moeten raadplegen of moeten overwegen uw betrokkenheid te beëindigen?” vult de ander aan.
Nee, reageert V. „Ik zoek in mijn filosofische praktijk geen therapie ter genezing. Mijn doel is cliënten als De K. inzicht te geven in de stap die ze willen zetten.” In dat streven is de kalende wijsgeer naar zijn eigen oordeel voortreffelijk geslaagd. Hij houdt de rechters voor dat ze dood van De K. moeten zien als een balanssuïcide: een rationeel weloverwogen, zelfgekozen dood.
Ook officier Hoekstra legt de vinger bij de bizarre afscheidstaferelen, maar meer nog dan de rechters brengt zij de brief van 5 februari 2004 onder de aandacht, waarin V. de dosering die zijn cliënte zou moeten gebruiken, heeft verhoogd. Een advies op maat, verpakt in een brief die onder het misleidende kopje ”algemene informatie” is verstuurd, stelt Hoekstra vast.
Dat bijna alles afhangt van de brief heeft het OM pas ter elfder ure beseft. Op het allerlaatst -een dag voor de zitting- wijzigde zij de tenlastelegging zo dat de gewraakte brief nu de hoofdmoot van de beschuldiging vormt. In haar oordeel over Ton V. en zijn filosofische praktijk is de officier glashelder: „Zijn zorgvuldig handelen is alleen gebaseerd op eigen, innerlijke overtuigingskracht, mist een referentiekader en is naar het oordeel van het OM onjuist.”
Met advocaat mr. W. Anker kruist Hoekstra de degens over de vraag op welke eerdere zaak de kwestie V. het meeste lijkt. Hoekstra ziet vooral overeenkomsten tussen V.’s praktijk en die van eerder veroordeelde consulenten. Wel moet ze toegeven dat deze bij de realisatie van de zelfmoord „een aanmerkelijk grotere rol” hebben gespeeld in vergelijking met V., die er blijk van geeft de grenzen van de wet zorgvuldig te hebben verkend.
Laat de rechtbank zich leiden door het feit dat bijna alle initiatieven uitgingen van Mimi de K. en dat de rol van V. veel kleiner was dan die van de eerder veroordeelde consulenten, dan bestaat de kans dat hij de dans ontspringt. Deelt hij het standpunt dat V. de dosering opzettelijk heeft verhoogd, dan gaat de filosofische praktijk van doctor Ton in 2007 geheid enkele maanden op slot.