„Huiswerk voor minister van Justitie”
DEN HAAG - De minister van Justitie moet een aangescherpt beleid voeren ter bescherming van de godsdienstige gevoelens. Hij kan daar meteen toe overgaan. Wijziging van de wet is niet nodig.
Die conclusie trekt SGP-Kamerlid Van der Staaij uit het dinsdag gepubliceerde rapport van de Radboud Universiteit over de mogelijke verruiming van de strafbaarstelling van belediging en godslastering. Het rapport spreekt hem aan. Het erkent niet alleen het belang van de bescherming tegen discriminerende en krenkende uitingen, maar daagt volgens hem ook de minister van Justitie uit. „Hij kan direct aan de slag. Er moet nu een duidelijk vervolgingsbeleid komen.”De toenmalige minister Donner (Justitie) pleitte twee jaar geleden voor het oppoetsen van het verbod in het Wetboek van Strafrecht op smalende godslastering. Dat leidde toen tot een fel debat in de Tweede Kamer, waarbij D66 voorstelde de bepaling te schrappen omdat die zou neerkomen op bevoordeling van het godsdienstig deel van de bevolking. Dat het rapport D66 niet volgt in deze redenering, noemt Van der Staaij winst.
Tegelijkertijd stelt de Radboud Universiteit vast dat de desbetreffende bepaling in het Wetboek van Strafrecht een dode letter is geworden. Sinds het zogeheten Ezelsarrest in 1968 komt het openbaar ministerie niet meer in actie tegen smalende godslasteringen. Volgens het OM heeft dat geen zin omdat de rechter de bijna onmogelijke eis stelt dat er sprake moet zijn van opzet.
Van der Staaij vindt dat justitie zich niet bij deze situatie moet neerleggen. „Het komt wel vaker voor dat strafrechtelijke bepalingen nieuw leven wordt ingeblazen. Neem de belediging van het gezag. Daar is jarenlang niet tegen opgetreden, terwijl er nu duidelijk een trend is om dit verschijnsel niet te accepteren.”
Aanknopingspunten
Een woordvoerder van de ChristenUnie zegt dat het rapport interessante aanknopingspunten biedt. „Vooral als het gaat om het aanpakken van haat zaaien via internet, kan de politiek iets met dit rapport. Overigens treft dat meer joden en moslims dan christenen.”
CDA-Kamerlid Van Haersma Buma is zeer positief over het rapport. „Het brengt scherp in beeld waar de vrijheid van meningsuiting eindigt en belediging begint. Dat is zeer waardevol.” Hij vindt dat nu het openbaar ministerie aan zet is. „Mocht blijken dat de rechter niet meegaat in een betere bescherming op dit punt, dan moet de politiek zich afvragen of de wet dan niet gewijzigd moet worden.”
Grenzen
Ayhan Tonca van het Contactorgaan Moslims en Overheid zou het toejuichen dat er een heldere rechterlijke uitspraak komt waarin duidelijk grenzen worden gesteld aan allerlei beledigende en kwetsende uitingen. „Er is veel te veel een sfeer ontstaan dat je met een beroep op de vrijheid van meningsuiting alles mag zeggen.” Van de rechter verwacht hij niet een veroordeling met slechts een symbolische sanctie, maar een harde bestraffing. „Dat zou enorm helpen.”
Overigens vindt hij het minstens zo belangrijk dat er in de opvoeding, op scholen en in het maatschappelijk debat meer aandacht komt voor een respectvolle en fatsoenlijke omgang met elkaar. „Je mag binnen de bestaande wetgeving een hoop zeggen, maar de vraag is vooral: wil je het ook zeggen?”