„Kampen is een rijke stad en een van de weinige gemeenten met eigen landerijen. Dat bezit verkwanselen we nu”, zegt zij.Het dinsdag genomen besluit kan rekenen op de instemming van nagenoeg alle raadsleden. Behalve van die van Woning, die zich sinds 1986 met het onderwerp in de gemeenteraad bezighoudt en zich als tegenstander een roepende in de woestijn noemt.

GBK zit sinds dit jaar in het college. Ook de GBK-wethouder stemde in met het besluit om het beheer van de pacht op het Kampereiland ten noorden van de stad na 600 jaar bij een rentmeester onder te brengen. De meeste raadsleden juichen het collegebesluit toe als een stap in de richting van professionalisering.

„Ook ik vind dat”, zegt Woning. „maar doe het dan goed. De laatste jaren is de gemeenteraad buitenspel gezet. Prima, maar vervolgens kreeg de wethouder meer zeggenschap. Veel raadsleden hebben nu geen kennis van zaken meer over dit onderwerp. Ze geloven de wethouder op zijn blauwe ogen en knikken instemmend als hij met voorstellen komt.”

Volgens haar moet de gemeente een gekwalificeerde landbouwkundige in dienst nemen die de zaak beheert en regelmatig verantwoording aflegt aan de raad.

Oppositiepartij CDA verdedigt bij monde van raadslid Adema het collegebesluit. Adema is sinds 1978 raadslid namens de partij en kan zich, net als Woning, de „roemruchte vergaderingen” van de commissie landerijen en erven herinneren. „Dat was altijd het klapstuk van de maand, want dan kwam iedere boer zijn belangen verdedigen. Wat echter veel gebeurde, was dat individuen raadsleden probeerden te bewerken om een beslissing in zijn of haar voordeel te forceren.

Dat is met de professionalisering nu verleden tijd. Als raadslid hebben we de taak het gemeenschappelijke voor het individuele belang te zetten, tenzij iemand onrechtvaardig is behandeld.”