„Taart gooien naar minister gaat te ver”
DEN HAAG (ANP) - Mag je een taart naar een minister gooien om je onvrede met het gevoerde beleid te uiten?
Een leerling van het Internationaal College Edith Stein in Den Haag vindt van wel. „Het is niet makkelijk om met een minister in contact te komen, en op deze manier kun je duidelijk maken dat je het ergens niet mee eens bent.” Veel andere leerlingen van diezelfde school vinden een taart gooien net een stap te ver gaan.Dat bleek gisteren tijdens een discussie die ongeveer zeventig Haagse middelbare scholieren voerden met Tj. Joustra, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. Hij was op de middelbare school om mee te krijgen wat er in de samenleving speelt. „Radicalisering treedt vooral op onder jongeren. Ik denk daarom dat het heel nuttig is dat er op scholen gediscussieerd wordt over radicalisering en terrorisme.”
Over het voorbeeld van de taartengooiers is Joustra stellig: zij zijn over de schreef gegaan. „Voor mij geldt een heel duidelijke grens: je blijft van een ander af. Als iedereen die het niet eens is met de minister taarten gaat gooien, krijgen die politici wel een heel onaantrekkelijk vak.”
Toegegeven, in eerste instantie kan de buitenwacht het gooien van een taart als ludiek ervaren. Maar het gaat mis wanneer een politicus de actie als bedreigend ervaart, zoals het geval was bij Pim Fortuyn. „Dan krijgt het een andere lading. Zeker als je weet hoe dat verhaal is afgelopen”, constateert Joustra.
Met het argument dat het slechts om een taart gaat, kan hij niet uit de voeten. „Een taart is dan misschien wel beter dan een bom; het is een glijdende schaal. Prikkelen is goed, zolang het niet fysiek wordt.”
Het jonge publiek van Joustra vormt een gemêleerd gezelschap dat soms terughoudender is dan de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding zelf. Dat blijkt als de stelling wordt geponeerd dat iedereen in Nederland alles mag zeggen, ook als het extreme opvattingen betreft. De stelling kan op weinig bijval rekenen van het publiek, maar Joustra staat er niet geheel afwijzend tegenover. „Vrijheid van meningsuiting geldt ook voor extreme opvattingen, want wat is extreem? Maar dat je alles mág zeggen, betekent niet dat je ook alles móét zeggen. Je hoeft mensen niet nodeloos te kwetsen.”
Diverse leerlingen ervaren het debat over integratie in Nederland wel als kwetsend. Als voorbeeld worden de stevige opvattingen van Kamerlid Wilders over het moslimgeloof aangehaald. „Als hij onze godsdienst beledigt, moet hij voor de rechter komen te staan”, aldus een van hen. Een medeleerling ziet het iets genuanceerder. „Dat de islam een gevaar is voor de Nederlandse samenleving, dat mag Wilders vinden. Maar zijn opvattingen mogen niet uitdraaien op godslastering. Dat moet worden verboden.”
Joustra is er in elk geval voorstander van om discriminatie uit te bannen. Alle Nederlanders moeten zich betrokken voelen bij de maatschappij en een eerlijke kans op een goede baan krijgen. Iedereen laten deelnemen aan de maatschappij is uiteindelijk het beste recept tegen radicalisering en terrorisme, houdt hij de scholieren voor.