Binnenland

Landelijk platform vecht voor veren

WAGENINGEN - Het Landelijk Verenplatform vormt vanaf vrijdag het gezicht van alle Nederlandse ponten. Als het aan de initiatiefnemers ligt, is de oprichting van het platform een opmaat naar een landelijk subsidiefonds voor overzetveren. Zo’n pot moet een einde maken aan de penibele toestand in de wereld van de pont.

Mariëlle Buys
17 November 2006 10:51Gewijzigd op 14 November 2020 04:17

Het autoveer tussen Wageningen en Randwijk verkeert in prima toestand. Aan een lange kabel glijdt het over de Nederrijn richting de overkant - van het bosrijke, herfstkleurige Wageningen naar de groene, grassige Betuwe. Het is een van de laatste veerboten die in gebruik werd genomen tijdens de voormalige subsidieregeling van het Rijk, licht ex-veerbaas Ben Brouwer toe, nu voorzitter van de Vereniging van Eigenaren en Exploitanten van Overzetveren in Nederland (Veeon).Sinds die regeling in 1992 verdween zijn steeds meer van de 198 Nederlandse ponten in zwaar weer terechtgekomen. Volgens Brouwer kan het merendeel van de pontbazen de exploitatie rond krijgen maar geen investeringen doen, ook niet in privésferen. Oftewel: „De boterham is nog wel belegd, maar een nieuwe auto kopen zit er niet in.”

Om beter voor hun belangen te kunnen opkomen, heeft de Veeon haar krachten gebundeld met het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart (CBRB). Vanmiddag mondde dat in Gorinchem uit in de oprichting van het Landelijk Verenplatform.

Brouwers mobiele telefoon rinkelt. Het gesprek dat Brouwer met een ambtenaar van de provincie Gelderland voert, illustreert waarom de samenwerking tussen de twee brancheorganisaties voordelig is. De provinciemedewerker is bezig Europese subsidies binnen te halen voor een aantal projecten en raadt de voorzitter van de verenorganisatie aan dat ook voor de veren te proberen. „Zoiets zou de Veeon alleen nooit lukken”, evalueert Brouwer de tip. Onze organisatie bestaat uit vrijwilligers die ook nog hun dagelijks werk moeten doen. Voor zoiets is krachtenbundeling nodig.”

Het is volgens de ex-pontbaas ook belangrijk dat de verenbranche met één gezicht naar buiten treedt, om verwarring bij provincie en Rijk te voorkomen. Zeker de laatste tijd, nu er veel overleg is over de invulling van een subsidiefonds voor veren. Zo’n fonds moet niet de volledige of gedeeltelijke aankoop van nieuwe ponten -al snel meer dan 1 miljoen euro- financieren, maar werkt als waarborg voor banken. Met de zekerheid van een flinke hoeveelheid geld zijn zij eerder bereid een hypotheek te verstrekken.

Gelderland heeft al in 1993 als enige provincie een eigen fonds opgericht. Elk veer dat niet kostendekkend draait, krijgt 80 procent van het verlies terug uit het fonds. De overige 20 procent wordt betaald door de twee oevergemeenten. Voor zo’n fonds, maar dan landelijk, maakt het nieuwe Verenplatform zich sterk.

De middelen zijn er, want al in december vorig jaar heeft het ministerie van Verkeer een Waterstaat -na een amendement van de SGP- 10 miljoen euro beschikbaar gesteld. Voorwaarde is dat ook de betrokken provincies geld in de pot stoppen. Nu is er echter gesteggel over de besteding van die zak geld. Het Interprovinciaal Overleg, met onder meer afgevaardigden uit Gedeputeerde Staten, heeft besloten dat elke provincie afzonderlijk een fonds opricht, en afhankelijk van het aantal pontjes in de provincie, een bepaald deel van de 10 miljoen krijgt.

Onhandig en oneerlijk, meent Brouwer. „De inhoud van de pot en de regels om aanspraak te maken op het geld zullen per provincie verschillen. Dat zorgt voor onterechte ongelijkheid”, beargumenteert hij. Gelderland heeft bijvoorbeeld al toegezegd 5 miljoen euro provinciaal geld bij te leggen. Daarnaast zorgen gescheiden provinciale fondsen voor onnodig veel administratieve rompslomp, stelt Brouwer. Ook biedt het, door de versnipperde en dus kleinere geldbedragen, minder zekerheid richting banken.

Een landelijk fonds met 10 miljoen euro -het bedrag zonder aanvullingen vanuit de provincies- noemt Brouwer een lachertje. „Volgens ons zou 50 miljoen euro kunnen zorgen voor een vlootverjonging. Dan kunnen we alle schepen die ouder zijn dan dertig jaar vervangen.” Zo ver is het nog niet, maar er gloort hoop. Want „de 10 miljoen van de SGP” -zoals Brouwer de verkregen subsidie betitelt- is bestempeld als „eerste rijksbijdrage”, oftewel: een eerste aanzet voor een landelijk fonds. En bovendien: nog deze week pleitte PvdA-Kamerlid Dijksma ervoor om 1 miljard euro van het begrotingsmeevallertje van minister Zalm, 1,7 miljard, in te zetten op mobiliteit, waaronder het onderhoud van veren. Brouwer: „Met 5 procent ben ik voorlopig tevreden.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer