VBOK bezorgd over massale Down-test
De Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind (VBOK) is ongerust over de plannen van prof. dr. J. van Vugt om 6000 zwangere vrouwen via een bloedtest te laten onderzoeken of zij een kind verwachten met het Down-syndroom.
Bloedonderzoek heeft als voordeel boven de vlokkentest of vruchtwaterpunctie dat er geen gevaar is voor de moeder of kans op een miskraam.
Wanneer het onderzoek uitwijst dat een moeder inderdaad een kind met het Down-syndroom verwacht, kan dat leiden tot het laten plegen van abortus provocatus, vreest VBOK-directeur drs. M. den Boer-Neele. In Nederland laat 90 procent van de ouders die er door een onderzoek achter komen dat zij een kind met het Down-syndroom verwachten, dat kind aborteren.
Vrouwen boven de 36, die tot de risicogroep behoren, krijgen naast het bloedonderzoek altijd de vlokkentest of vruchtwaterpunctie aangeboden. Van Vugt vindt die leeftijdsgrens arbitrair. De meeste kinderen met het Down-syndroom worden geboren bij vrouwen van 35 jaar en jonger, omdat die de meeste kinderen voortbrengen. Van Vugt is voorstander van screening van alle zwangeren. Daardoor kan ook bij vrouwen onder de 35 een eerste aanwijzing worden gevonden voor het syndroom.
De Gezondheidsraad adviseerde vorig jaar voortaan alle zwangere vrouwen een bloedtest aan te bieden die aangeeft hoe groot het risico is op een kind met het Down-syndroom en pleitte voor meer onderzoek naar nieuwe testmogelijkheden.
Den Boer-Neele vindt deze ontwikkeling bedenkelijk. Door het zo massaal aanbieden van de bloedtest krijgt zij de indruk dat kinderen met het Down-syndroom niet welkom zijn in de samenleving. „Wij vinden dat ook het leven van iemand met het syndroom van Down het waard is geleefd te worden. Wie zijn wij om daar anders over te oordelen.”