Dat blijkt uit maandag gepubliceerde cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).Op 1 november is het precies vijftig jaar geleden dat de adoptiewet van kracht werd. Een pleegkind kan sinds 1956 als wettig kind worden opgenomen in een adoptiegezin. Eerder was de rechtspositie van pleegouders en -kinderen niet sterk, doordat de biologische ouders het kind altijd konden opeisen. Ook hadden de pleegouders geen zorgplicht.

Tot het einde van de jaren zestig werden jaarlijks enkele honderden kinderen geadopteerd, overwegend Nederlandse kinderen die meestal werden afgestaan door ongehuwde moeders. Vanaf het midden van de jaren zeventig liep de adoptie van Nederlandse kinderen terug, terwijl adoptie van buitenlandse kinderen sterk toenam. Eerst uit Europese landen, later ook uit onder meer Indonesië, Colombia en India. De laatste jaren neemt het aantal adoptiekinderen uit China flink toe. Het gaat hierbij volgens het CBS hoofdzakelijk om meisjes.

Het totaal aantal adopties nam snel toe tot 2400 in 1981. In de jaren daarna daalde dit aantal geleidelijk tot ruim 900 adopties in 1998 en vervolgens nam het aantal adopties weer fors toe, tot 1700 in 2005.

Naast gewone adopties, waarbij geen van de adoptiefouders de biologische ouder is, werden na 1978 ook stiefouderadopties mogelijk. Hierbij adopteert de (nieuwe) partner van een van de ouders zijn of haar stiefkind.