Glazenwasser als helder voorbeeld
AMSTERDAM - Peter Rietbroek is glazenwasser in Den Haag. Zijn beroep heeft bij sommigen een wat suffig imago, maar Rietbroek weet wel beter. Hij heeft zaken als milieu en veiligheid in zijn bedrijf hoog in het vaandel staan.
Sinds vorig jaar komen deze onderwerpen in zijn jaarrapportage aan bod. Een zogeheten duurzaamheidsrapportage past in heel goed in het vak van „glasbewassing”, meent Rietbroek.Duurzaamheidsrapportages: steeds meer, vooral grote, bedrijven hebben er de mond van vol. In hun verslaglegging maken ze uitgebreid melding van zaken als gelijkheid tussen mannen en vrouwen en de effecten van hun activiteiten op het milieu.
Rietbroek doet dat ook. In zijn jaarverslag van 2005 schrijft hij onder meer over jeugdige werklozen, die via een interne opleiding worden klaargestoomd tot volleerd glazenwasser.
De internationale richtlijnen voor het opstellen van zo’n duurzaamheidsrapport zijn onderwerp van een congres dat donderdag en vrijdag in Amsterdam werd gehouden. Het gaat daarbij niet om harde winstcijfers, maar om wat bedrijven en organisaties concreet doen op het gebied van met name milieu en sociale verhoudingen. Het achterlaten van een leefbare planeet waar toekomstige generaties ook uit de voeten kunnen, vormt daarbij de belangrijkste leidraad.
Tijdens het congres in Amsterdam werd een nieuwe reeks richtlijnen (de zogeheten G3) gelanceerd die bedrijven bij het opstellen van een duurzaamheidsrapportage verder op weg moet helpen. De bijeenkomst wordt onder meer bijgewoond door Al Gore, oud-vicepresident van de Verenigde Staten.
Rietbroeks bedrijf is klein. Hij probeert op zijn manier een steentje bij te dragen aan een werkomgeving die schoon en leefbaar is. De bedrijfswagens van Rietbroek rijden op een speciale diesel die 11 procent minder schadelijke stoffen uitstoot.
Hij deelt zijn wasploegen bij voorkeur zo in dat er zo min mogelijk gereden hoeft te worden. Concrete opdrachten heeft zijn duurzame aanpak niet direct opgeleverd, maar er wordt wel degelijk naar gekeken, zo weet hij. „Een duurzame bedrijfsvoering kan het verschil maken”, zegt Rietbroek, wiens bedrijfsvoering inmiddels al onderwerp is van een college op Universiteit Nijenrode.
Buiten de bedrijfssfeer mag de invloed van de zogeheten GRI-standaarden, zoals de richtlijnen officieel heten, niet worden onderschat, zegt Ernst Ligteringen. Hij is bestuursvoorzitter van Global Reporting Initiative (GRI), de in Amsterdam gevestigde organisatie die de internationale richtlijnen in overleg met tal van bedrijven en organisaties opstelt.
Ligteringen geeft toe dat duurzaamheidsrapportages geen miljoenenpubliek trekken. „Het zijn geen Harry Potterboeken, maar de rapportages geven goed aan waar bedrijven voor staan, welke uitdagingen ze hebben. Dat is van belang voor hun relatie met zowel beleggers en consumenten als hun eigen werknemers.”
De natuurbeschermingsorganisatie IUCN NL, ook aanwezig op het congres in Amsterdam, is niet geheel overtuigd van de uitstraling van duurzaamheidsrapportages. Pieter van der Gaag van IUCN meent dat de rapportages nog weinig bijdrage leveren aan beleidsvorming. „De duurzaamheidsrapporten worden wel gelezen, maar dat gebeurt vooral binnen bedrijven en bij investeerders. Iedereen vraagt erom, ook de overheid, maar er gebeurt verder weinig mee.”
Voor Ernst Ligteringen van GRI staat het effect van duurzaamheidsrapportages buiten kijf. „Voor consumenten is het van belang dat ze bijvoorbeeld weten waar hun schoenen zijn gemaakt of wat er in hun eten zit. Werknemers houden zich weer bezig met de vraag: waar werk ik nou eigenlijk en wat doet mijn baas tegen bijvoorbeeld vervuiling? Duidelijkheid hierover is van belang voor hun motivatie”, aldus Ligteringen.
Het effect van de rapportages is ook op andere manieren zichtbaar, zegt hij. „Bij het WK voetbal in Duitsland werd met een ’schone’ bal gespeeld. Daar is geen kinderarbeid in Pakistan aan te pas gekomen. Je ziet dus wel degelijk dat het leeft.”