„Jachtvliegen was gevaarlijke jongensdroom”
SOESTERBERG - „Een jongensdroom die uitkwam”, zo noemt oud-luchtmachtvlieger Steve Netto (68) het besturen van een jachtvliegtuig. Hij vloog 37 jaar bij de luchtmacht. Vrijdag organiseert hij een reünie voor zo’n 600 ex-collega’s. Juist donderdag echter werd in Barneveld een in Afghanistan verongelukte luchtmachtvlieger begraven. „Zijn dood heeft mij diep geraakt.”
„Een traditioneel mannenberoep”, schetst commodore buiten dienst Netto de jachtvliegerij. „Ik denk dat er op de reünie, twee, misschien drie dames zijn.” Pas de laatste decennia nemen mondjesmaat vrouwen plaats in de cockpit van een F-16.Netto, die tot 1992 in dienst was van de luchtmacht, is nog van voor die tijd. In zijn geheugen staat vooral de periode van de Koude Oorlog gegrift. „Het spannendst was het bij de Cubacrisis in 1962.” Als jonge luitenant-vlieger was Netto destijds gebaseerd op de vliegbasis Volkel. „Wij stonden toen bijna twee weken klaar met Thunderstreakvliegtuigen startklaar, met een atoombom eronder.”
De oud-vlieger denkt desalniettemin met genoegen terug aan zijn actieve diensttijd. „Ik heb ervan genoten. Het was een jongensdroom die uitkwam. Ondanks dat ik een aantal keren goede kansen had om de luchtmacht vaarwel te zeggen, ben ik altijd gebleven. Daar heb ik nooit spijt van gehad.”
Bij de weemoed komt echter ook treurnis, zo erkent hij. „In de jaren dat ik vloog zijn er ongeveer 150 vliegers om het leven gekomen bij ongevallen. Dat het een gevaarlijk beroep was, besefte je maar al te goed. Zelf ben ik een aantal keren door het oog van de naald gekropen.”
De risico’s van het vliegen hadden volgens Netto mede als oorzaak dat er tijdens de Koude Oorlog vaak erg laag gevlogen werd. „In de jaren zestig vlogen we op grasspriethoogte. Letterlijk. Nu mag dat niet meer.” Na de Golfoorlog van 1991 stapten westerse luchtmachten massaal af van de laagvliegoperaties, die bedoeld waren om niet opgemerkt te worden door vijandelijke radars. Vliegtuigen bleken op lage hoogte erg kwetsbaar voor geweervuur. Met deze wijziging daalde meteen het aantal ongevallen. Netto: „Het was tot vorige week twaalf jaar geleden dat er een Nederlandse F-16-vlieger om het leven kwam bij een vliegongeval.”
Waarom hij zelf zijn leven waagde in een jachtvliegtuig? Of bereid was een atoombom te gooien? Netto peinst. „Die vragen hield je jezelf toentertijd natuurlijk ook voor. Ik denk omdat vrede en vrijheid je lief waren. De doelen die wij met atoombommen moesten bestoken, waren bijvoorbeeld louter van militaire aard. Wij hadden niet net als de Russen, zoals kortgeleden uit Poolse documenten bleek, het doel hele steden van de kaart te vegen. De NAVO handelde daarin volgens mij met zuivere motieven. Al bestond wel de kans dat er bij een bombardement op een militair doel ook burgers omkwamen.”
Hoewel Nederland rond 1700 nog in leven zijnde militaire ex-vliegers kent, is het jachtvliegerswereldje volgens Netto „erg klein.” Vandaar dat hij een reünie organiseerde, waarop vandaag zo’n 600 jachtvliegers worden verwacht. De onderlinge band brengt hem ertoe zich in te zetten voor de komst van een monument ter nagedachtenis aan omgekomen piloten. „Het is bedoeld voor alle luchtmachtvliegers die na de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. Dat zijn er meer dan 300.”
Het gedenkteken moet volgend jaar juni onthuld worden op de vliegbasis Soesterberg. De luchtmacht is nu nog druk met het vergaren van gegevens. Daarbij gaat een wereld open, zegt hij. „Ik word nu bijna iedere dag gebeld door nabestaanden die informatie hebben. Het zijn soms diep ontroerende gesprekken. Bijvoorbeeld met een weduwe van een al in de jaren ’60 gecrashte vlieger. Na al die jaren kwam er bij haar uit die periode weer heel veel boven.”
De komst van het monument zorgt er volgens Netto voor dat omgekomen vliegers niet in de vergetelheid raken. „Er is in Nederland gelukkig meer aandacht gekomen voor veteranen, maar deze groep bleef onderbelicht. Terwijl zij in mijn ogen een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de vrede in West-Europa. Er komt straks voor hen een granieten zuil, met daarin alle namen. Wanneer de vliegbasis over enige tijd sluit, blijft het monument bestaan.”