Grondwet weer discussiestuk
DEN HAAG - De VVD discussieert over de Grondwet, de Nationale Conventie doet het, en Groep Wilders pleit zelfs voor afschaffing van artikel 1. De Nederlandse Grondwet is sinds een paar jaar weer een „discussiestuk.”
Oud-politicus Bolkestein (VVD) heeft de les van zijn grootvader -in de Tweede Wereldoorlog minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen- goed in zijn oren geknoopt, zo zei hij dinsdag: „Jongen, begin de schoolstrijd nooit opnieuw.” Maar de ene liberaal is de andere niet. Binnen de VVD lijkt een smaldeel het debat over het grondrecht van vrijheid van onderwijs wel opnieuw te willen voeren. En daarmee ook de discussie over artikel 1 (non-discriminatie), en over artikel 6 (vrijheid van godsdienst).De discussie over grondrechten onder liberalen staat niet op zichzelf. De laatste jaren is sprake van een hernieuwde aandacht voor de Grondwet, zegt prof. dr. H. te Velde, hoogleraar vaderlandse geschiedenis in Leiden.
„Lange tijd was de Grondwet vooral een rustig bezit, over de grondrechten bestonden geen grote controverses. Maar de laatste jaren is dat aan het veranderen”, constateert Te Velde. „De Grondwet wordt weer deel van een publiek debat.”
De aanslag op de Twin Towers van 11 september 2001, nu vijf jaar geleden, maakte de vraag naar de burgerlijke vrijheden hoogst actueel: in hoeverre mogen die vrijheden worden ingeperkt ten behoeve van terrorismebestrijding?
In Nederland uitte Pim Fortuyn als eerste kritiek op de Nederlandse Grondwet. Artikel 7, over de vrijheid van meningsuiting, wilde hij laten prevaleren boven artikel 1, voor velen een heilig artikel. Recentelijk pleitte Geert Wilders voor afschaffing van het eerstgenoemde grondrecht.
En ook de Nationale Conventie, een onafhankelijke adviesraad voor het politieke bestel, discussieert over de Grondwet, of preciezer gezegd: over de vraag of de Grondwet een preambule behoeft, een inleidende toelichting om de waarde van de grondrechten duidelijker voor het voetlicht te krijgen.
Het huidige debat over de grondrechten heeft volgens Te Velde wel wat weg van de late achttiende en negentiende eeuw. „Ook toen ging de discussie met kwesties als de schoolstrijd en het kiesrecht meer over dan langs de Grondwet. In de twintigste eeuw ging het vooral om sociaaleconomische thema’s, die wat minder direct betrekking hebben op de grondrechten.”
Het verschil met grondwettelijke discussies in de negentiende eeuw is het populistische aspect, zegt Te Velde. „Je ziet nu wel een spanning tussen het populistische en het rechtsstatelijke denken. In het betoog voor directe democratie -het volk moet zelf invloed krijgen- en in de openlijke afkeer van het Haagse establishment is er niet veel aandacht voor het belang van bescherming van de rechtsstaat.”
Het pleidooi in het verkiezingsprogramma van de VVD, om artikel 1 van de Grondwet voorrang te geven boven de andere artikelen, is wellicht een reactie op het populisme, aldus Te Velde. Juist de VVD had de afgelopen tijd intern te maken met spanningen tussen een stroming die staat in de liberale staatsrechtelijke traditie en een meer populistische stroming.
De vraag blijft natuurlijk: is het nu positief of negatief dat de Grondwet weer als een discussiestuk geldt? Bij de VVD benadrukken ze vooral de positieve kanten. Te Velde kijkt daar wat genuanceerder tegen aan. „Ik ben nog niet zo overtuigd van de noodzaak van de tot nu toe voorgestelde grondwetswijzigingen. Zeker niet als het gaat om iets als nationale identiteit. Aan de andere kant: ik vind het wel positief dat er meer aandacht is voor de grondrechten. En de Grondwet is wel een uitstekend middel om de rechtsstaat tegen aanvallen te verdedigen.”