Prins Claus Fonds viert een feestje
DEN HAAG - Op de voorste rij van de Rolzaal op het Binnenhof zitten woensdagmiddag een rijtje koninklijke hoogheden. Koningin Beatrix, de prinsen Willem-Alexander, Constantijn en Friso en de prinsessen Mabel en Laurentien zouden allen komen. Ode aan een cadeautje voor prins Claus.
Het logo oogt vooral cryptisch. Een kroontje, een stel stippen in de vorm van een 10 en een grote zwarte C. Onder die vlag presenteert het Prins Claus Fonds zich aan het grote publiek. Woensdag viert het fonds zijn tienjarig bestaan in Den Haag met een modeshow van de Senegalese ontwerpster Oumou Sy.De organisatie dankt haar bestaan aan prins Claus. In 1996 kreeg hij het Prins Claus Fonds voor Cultuur en Ontwikkeling op zijn zeventigste verjaardag cadeau van de toenmalige regering. De prins werd erevoorzitter. Een taak die hij met verve vervulde. „Zijn ideeën hebben een stempel op ons werk gezet”, verklaart directeur Els van der Plas.
Het fonds probeert het inzicht in culturen te vergroten en de wisselwerking tussen verschillende culturen te stimuleren. Uitwisseling tussen Zuid-Zuid en Zuid-Noord speelt daarbij een belangrijke rol. „Wij steunen culturele activiteiten in landen waar dat politiek en economisch ingewikkeld is. We helpen mensen die daarbij worden gehinderd door oorlog, onderdrukking, armoede of gebrek aan mogelijkheden.”
De steun kan financieel van aard zijn. Het Prins Claus Fonds krijgt tot 2011 jaarlijks 3,4 miljoen euro van de Nederlandse overheid. Misschien nog belangrijker is dat mensen die steun ontvangen gebruik kunnen maken van het internationale netwerk van het fonds. „Als wij een vormgever in Iran helpen, dan brengen wij hem ook in contact met Nederlandse vormgevers en designbladen.”
Het Prins Claus Fonds keert jaarlijks prijzen uit voor onbekend talent uit Azië, Afrika, Latijns-Amerika en de Caraïben. Prins Claus verraste als erevoorzitter bij de prijsuitreiking vaak door zijn onconventionele toespraken. Eind 1998 noemde hij bij een prijsuitreiking aan Afrikaanse modeontwerpers de Zuid-Afrikaanse president Mandela „de best geklede man die ik ken.” In zijn ”declaration of Amsterdam” riep de prins alle aanwezige mannen op zich te ontdoen van het juk van de stropdas. Waarbij Claus zijn exemplaar met een zwierige zwaai het publiek in wierp.
Voor het fonds spelen twee criteria een rol bij de selectie van prijswinnaars. „Kwaliteit en innovatie. We kijken heel sterk naar het werk. Maakt iemand iets van uitzonderlijke kwaliteit, doet hij iets fantastisch. Vervolgens moet hij zich ook verbonden voelen met de maatschappij waarin hij leeft en daar een positieve invloed op uitoefenen.”
Van der Plas zegt bij de keus begrippen als ”respect” en ”vertrouwen” te hanteren. „Beetje abstract, hé?”
In de loop der jaren zijn onder andere een boekenbeurs in Zimbabwe, modeontwerpers uit Afrika, het televisiestation Al Jazeera, het carnaval op Trinidad, een popster in Brazilië en een Chinese rocker gelauwerd. Winnaars verwerven met hun prijs internationale bekendheid.
Het Prins Claus Fonds benadrukt een onafhankelijke stichting te zijn, die geen verantwoording hoeft af te leggen aan wie dan ook. Van der Plas erkent echter niet waardevrij te kunnen werken. „Ieder cultuurbeleid stuit op verzet. Ondersteuning wordt soms gezien als een politiek statement. Het fonds is echter vooral geïnteresseerd in het assertieve element in een maatschappij. In mensen die zich inzetten voor zelfemancipatie, democratie en rechtvaardigheid.”
Van der Plas zegt vooral te kijken naar de culturele inhoud. „Niet naar de politieke. Als een keus politieke consequenties heeft, dan nemen we die. Zo hebben wij een prijs uitgereikt aan een tijdschrift in Cuba, dat gesteund werd door de katholieke kerk, maar niet getolereerd door de overheid.”
De aanwezigheid van een totalitair regime is voor het fonds geen verhindering om steun te geven. „Wij richten ons op cultuur. Het is niet ons doel om een signaal af te geven in deze landen, of een boodschap uit te zenden aan de politieke leiders.”
Het Prins Claus Fonds probeert contact te leggen tussen de ”zones of silence”, de culturele stiltegebieden in sommige werelddelen die niet of nauwelijks aandacht krijgen in het wereldnieuws. Een ander speerpunt is ”Living Together”, waarin centraal staat de rol die cultuur kan hebben in het zo vredelievend mogelijk naast elkaar leven.
Een wapenfeit in de geschiedenis van het Fonds is de oprichting van een cultureel noodfonds, CER, Cultural Emergency Response. „Bij rampen worden altijd al veel voedsel, tenten en voorzieningen verstrekt. Wij kijken welke hulp we kunnen geven om het cultureel erfgoed veilig te stellen.”
De aanleiding voor de oprichting was de plundering van het nationaal museum in Bagdad, in de chaos die volgde tijdens de val van Saddam.
Het fonds is bekender in het buitenland dan in het binnenland. „Dat klopt, ja. Soms is dat lastig. We zijn heel actief in landen die je niet zo snel tegenkomt, Congo, Iran, Senegal. We proberen om ons ook hier zichtbaar te maken. Dat lukt steeds beter.”