„Dat kind moest gered worden”
PEIZE - Met gevaar voor eigen leven namen zij en haar man in 1944 een Joods onderduikertje in huis. Toch was het voor de 90-jarige mevrouw Anna Renema-Hoekstra uit Peize en haar inmiddels overleden man geen vraag of ze moesten helpen. „Dat kind moest gered worden.” Donderdag kreeg zij, en haar man postuum, de Yad Vashemonderscheiding uitgereikt voor hun moedige daad.
Het is maart 1944. Nederland zucht al bijna vier jaar onder het juk van de Duitse bezetting. Tienduizenden Joden zijn weggevoerd naar de vernietigingskampen in Duitsland en Polen. In die maand neemt het echtpaar Renema uit het Friese Lollum de twaalf jaar oude Doortje de Krijger in huis. Een evacué uit Zeeland, zeggen ze in het dorp tegen mensen die naar het meisje informeren. Mevrouw Renema nu: „Gelukkig woonden er geen NSB’ers in Lollum. Iedereen wist dat we een onderduiker hadden.”Mevrouw Renema had wel vaker onderduikers in huis. Haar man was schoolmeester en zat tot over zijn oren in het illegale werk. Niet alleen gaf hij leiding aan een vijftig man tellende knokploeg, hij droeg ook bij aan het illegale blad Trouw. Ook bood het echtpaar regelmatig onderdak aan ’slapers’, oftewel: mensen die bij het illegale werk betrokken waren, zoals koeriers die per fiets illegale bladen rondbrachten.
Waagschaal
Dat Doortje de Krijger in werkelijkheid Marion Kalker heette, hoorden de Renema’s pas na de oorlog. Het Joodse meisje bleef tot september 1945 in huis bij het echtpaar. Al snel na de Duitse capitulatie bleek dat haar moeder en haar broertje de oorlog op een ander onderduikadres hadden overleefd. Haar vader was eind 1943 in Auschwitz aan een longontsteking bezweken.
Terugkijkend noemt mevrouw Renema het een spannende, maar allesbehalve fijne tijd. „Ze kwamen bij ons vragen of het meisje mocht onderduiken. Ze was al bij twee adressen weggestuurd. Wij hadden niet veel ruimte over, maar dat kon me op een gegeven moment niets meer schelen. Dat kind moest worden gered.”
Renema zegt zich er terdege bewust van te zijn geweest dat zij en haar man hun leven in de waagschaal legden. Toch slaagden ze erin daar redelijk koelbloedig mee om te gaan. „We hadden al veel onderduikers gehad, het was niet nieuw meer.”
In huis was een schuilplaats gemaakt waar haar man Luitzen en Doortje zich bij gevaar konden verbergen. Dat bleek nodig toen in de winter van 1944 een razzia plaatshad. Alleen Luitzen kon op tijd de schuilplaats bereiken. Anna, hoogzwanger van het derde kind, waarschuwde Doortje om gewoon in bed te blijven. Als de mannen kwamen, zou zij moeten doen alsof zij uit haar slaap werd opgeschrikt. Zo gebeurde het. Mevrouw Renema sloeg het tafereel met grote angst gade. Groot was de opluchting toen de mannen bij het zien van Doortje zeiden: „Nur ein Kind” en meteen weer vertrokken.
Dochter
Ruim zestig jaar later ziet de inmiddels hoogbejaarde Renema Marion Kalker nog steeds als een van haar dochters. „Toen de oorlog voorbij was, zeiden mijn man en ik tegen elkaar: Als haar ouders niet terugkeren, mag ze gewoon bij ons blijven. Gelukkig was dat niet zo en kon ze snel weer bij haar moeder wonen. Toch is ze daarna nog wel een aantal keren voor een korte periode bij ons geweest. Ook tegenwoordig zien we elkaar nog met enige regelmaat.”
Renema twijfelt bij de vraag of ze terugkijkend hetzelfde zou doen als ze weer voor de vraag stond een onderduiker in huis te nemen. „Ik vind het geen feestelijk iets om te zeggen dat je in het verzet hebt gezeten. Bij de oorlogsjaren voel ik nog altijd veel verdriet. Maar we hadden naar mijn stellige overtuiging toen geen keus. Ik er nooit spijt van gehad.”
De Yad Vashemmedaille, waarmee de staat Israël mensen onderscheidt die tijdens de oorlog Joden hielpen, is nooit iets geweest waar Renema naar uitkeek. „Ik vond het onzin toen ze me zeiden dat ze mij wilden decoreren. Eer is nooit het doel van mijn man en mij geweest. Dat ik het nu toch aanvaard is om tegen de kinderen van nu te kunnen zeggen: Jongens, het is echt gebeurd. De Holocaust, het wegvoeren van de Joden, is geen verzinsel. Wij hebben het zien gebeuren. Laat dat nooit meer gebeuren.”