„Ik doe dit voor de boodschap”
AMSTERDAM - „Nou, schatjes, nu hebben jullie wel genoeg”, zegt majoor Bosshardt als ze vindt dat er voldoende foto’s gemaakt zijn. „De eerste ploeg fotografen kan nu weggaan”, bedisselt ze.
De krasse 93-jarige, boegbeeld van het Leger des Heils, reikte dinsdag voor het eerst de naar haar genoemde prijs uit. Haar krappe woonkamer in de Goodwillburght, een woonvoorziening van het Leger des Heils voor ouderen, stroomde tot twee keer toe vol fotografen en cameraploegen: vanwege de grote belangstelling werd de prijsuitreiking herhaald.Of luitenant-kolonel A. M. Bosshardt, nog altijd bekend als majoor, geniet van alle belangstelling? „Ze denken soms dat ze me voor alle leuke feestjes kunnen uitnodigen, maar ik kom alleen als er een duidelijk doel is. Ik ben geen christelijk animeermeisje. Deze publiciteit is goed voor de bekendheid van het Leger en van het Koninkrijk van God. Ik doe dit soort dingen omdat ik een boodschap heb: mensen moeten medemenselijkheid tonen in deze individualistische samenleving. Niet alleen van: hebben, hebben, hebben.”
Bosshardt werkte ruim veertig jaar in de binnenstad van Amsterdam tussen prostituees, criminelen, verslaafden en daklozen. Begin dit jaar gaf ze haar naam aan een prijs die bestemd is voor mensen die, net als zij, zich op „bijzondere wijze verdienstelijk hebben gemaakt voor een goed doel en/of de samenleving.” De prijs bestaat uit een in brons gegoten beeldje van Bosshardt.
Het eerste exemplaar zou op 18 december op het Society Gala in Grand Hotel Krasnapolsky in Amsterdam worden uitgereikt. Vanwege de broze gezondheid van de majoor is die plechtigheid vier maanden vervroegd. „Die meneer die het georganiseerd heeft, denkt schijnbaar dat ik er dan niet meer ben”, zegt de grijze dame monter.
Bosshardt is nog goed bij. Ze vertelt niet meer over haar kwalen dan ze kwijt wil. Ze heeft een herseninfarct gehad, loopt slecht en heeft last van hartklachten. „Maar met de rest wil ik jullie niet vermoeien”, zegt ze resoluut. En daar blijft ze bij.
„Dames en heren”, probeert de initiatiefnemer van de prijs, C. W. Houkes, de aandacht te trekken. Bosshardt: „O, nou gaat-ie beginnen.”
De prijs is voor prof. dr. A. M. C. van der Geld. „Waar bent u nou professor in?” wil Bosshardt weten. De Belg doceert gezondheidspsychologie. „Nou, ik heb niet zo veel geleerd”, deelt de majoor mee. „Ik spijbelde zo veel, dat mijn vader zei: Ga jij maar werken. Maar ik ben toch goed terechtgekomen.” Ze wil zelf ook een prijs. „Niet als waardering, maar omdat ik het zo’n mooi soldaatje vind. Al die prijzen zijn mooi, maar ze stellen voor de eeuwigheid niets voor.”
Zeven, acht fotografen belagen haar. Camera’s flitsen onophoudelijk. „Wat een toestand. Nu is het genoeg”, maant ze. „Straks blijven m’n ogen dichtzitten. En ik heb er maar één dat werkt.”
Van der Geld noemt Bosshardt een voorbeeld van medemenselijkheid in de samenleving. „Ik werkte vanuit het Evangelie”, zegt de majoor. „Als mensen van Gods geslacht zijn we zoekende en tastende of we God mogen vinden in ons leven.”
In de boekenkast staan Bunyans Christen- en Christinnereis en de Koran broederlijk naast elkaar. „In alle godsdiensten zoeken we allemaal die God”, vindt Bosshardt. Tot de professor: „Bent u ook christen?” „Katholiek”, zegt Van der Geld.
Of Bosshardt nog plannen heeft, wil een journaliste weten. „Nou, ik vind het al heel wat als ik een beetje achter m’n rollator kan lopen”, zegt de majoor. „Ik kan nog lezen, borduren en ik probeer alle post te beantwoorden, want ik wil aardig zijn voor iedereen. Ik ben blij dat ik nog kan denken.”
Gaat ze de tweede prijsuitreiking meemaken? Dat vindt Bosshardt een domme vraag. „Dat weet ik natuurlijk niet. Maar ik zit er niet naar te hunkeren om honderd te worden.” En straks? „Ik geloof in eeuwige rust en vrede, maar eigenlijk weten we daar niets van.”
Getuige de grote belangstelling is de majoor nog lang niet vergeten. Wat ze daarvan vindt? „Nou, erg vermoeiend”, antwoordt ze ad rem. „Ik ben blij dat jullie er zijn, maar ik ben ook blij dat jullie weer weggaan, want hier rust ik niet van uit. Dit is: de Filistijnen over u. En als die foto’s straks in de kranten staan, staat de telefoon hier weer niet stil.”