Goudse burgers helpen politie met opsporing
GOUDA - De politie in Gouda start volgend jaar april met een groep vrijwilligers die helpt met het opsporen van misdadigers.
Het is de bedoeling dat de vrijwilligers direct na een incident een telefoontje krijgen waarin de politie de inhoud van het delict meldt. De politie vraagt de vrijwilliger uit te kijken naar de verdachte. Als zij een mogelijke verdachte herkennen, moeten zij direct contact opnemen met de politie die in die wijk actief is.„Het is belangrijk dat er extra mensen actief zijn in de opsporing van verdachten. Hoe meer mensen alert zijn, hoe sneller een misdadiger kan worden ingerekend”, aldus projectleider H. Vos van de politie Gouda. De vrijwilligers krijgen geen vergoeding, maar zijn aan duidelijke regelgeving gebonden.
Het initiatief is een vervolg op een proef die eerder is gehouden in Nieuwegein, waarbij de hulp van een groep vrijwilligers in korte tijd tot het oplossen van diverse delicten leidde. Naast Gouda maken ook de gemeenten Arnhem, Westland, Maarssen en Ede gebruik van vrijwilligers bij opsporingsklussen.
Richard de Jong, eigenaar van het Goudse beveiligingsbedrijf BEG, heeft geen hoge pet op van de plannen. „Leuk idee, maar deze maatregel gaat niet werken. De Goudse politie geeft niet graag zaken uit handen. En als er iets mis gaat, krijgt de ander vaak de schuld. Wij als rasechte beveiligers kunnen in ieder geval geen afspraken met hen maken.”
Ook J. W. van Geloven van de gelijknamige Goudse juwelierszaak staat sceptisch tegenover het plan. „Ik ben bang dat we onze problemen blijvend zelf moeten oplossen. Je zult als slachtoffer wat power moeten laten zien en moeten uitstralen dat je niet op een inbreker zit te wachten. Mijn ervaring leert dat dat nog het beste helpt.”
Onder Goudse burgers lijkt het plan op meer animo te stuiten. „Alleen heb ik zo veel omhanden dat ik me niet zal aanmelden voor zo’n groep”, reageert een Gouwenaar.
De 82-jarige G. Brem ervaart zijn leeftijd als belemmering. „Ik ben er te oud voor, maar m’n handen jeuken. Er zijn jonge kerels genoeg voor, denk ik.”