Belaagd door dertig boze omstanders
CAPELLE A/D IJSSEL - Omstanders die ijskoud een ambulancebroeder laten struikelen. Vrijwel wekelijks krijgt ambulanceverpeegkundige Dirk Koelewijn (35) uit Capelle aan den IJssel te maken met agressief gedrag van burgers. „De mentaliteit is keihard.”
Ambulancepersoneel kan lang niet altijd ongestoord het werk doen. Zo werd vorige weekend een medewerker van een ziekenwagen in Amsterdam mishandeld toen hij een vrouw in een café hielp. In Doetinchem werd onlangs een ambulancemedewerker tijdens een hulpactie bij een café zodanig toegetakeld dat hij zijn werk moest staken.Vorige week drong voorzitter Jaap Jongejan van de CNV Bedrijvenbond aan op bescherming van ambulancepersoneel. Hij pleit voor een voorlichtingscampagne om meer begrip te kweken voor het werk van hulpdiensten.
Ambulanceverpleegkundige Koelewijn, die sinds zeven jaar in het vak zit, ervaart steeds meer agressie tijdens zijn werk. Illustratief is een incident bij een Rotterdams zwembad. „We moesten uitrukken voor een man die in een sportcentrum een hartstilstand had gekregen. De eigenaar van het centrum had, slim genoeg, al de omstanders naar buiten gestuurd. Toen we arriveerden, merkten we meteen dat al die mensen wat pissig waren. Een omstander zei over mij: „Moet je die uitslover nou zien rennen.”
Een paar donkergekleurde jongeren gingen expres voor de deur staan. Ik heb er een paar vastgepakt en weggeduwd. Daarop lieten ze mijn maat, achter mij, tackelen. Die ging met de defibrillator onderuit. Dat was een zeer ernstige belemmering van ons werk. Collega’s van ons waren zeer verontwaardigd. Toen bleek dat anderen zulke dingen ook meemaken. We verzwijgen het voor elkaar.”
Als Koelewijn op een crisisplek arriveert, krijgt hij van familieleden van het slachtoffer of omstanders soms nogal wat naar zijn hoofd geslingerd. „Mensen willen dingen snel geregeld hebben. Dan gaan ze mij vertellen wat ik moet doen. Onlangs moesten we een vrouw naar het ziekenhuis vervoeren. De dokter vermoedde dat ze een acute verlamming had.
Toen we het huis binnenkwamen, kregen we meteen een partij commentaar. Omstanders sommeerden me om de vrouw meteen naar het ziekenhuis te vervoeren. In de trant van: Jij moet haar nu oppakken, anders doen we het zelf wel. Ze gunnen je de rust niet om je werk te doen.
Ik wilde eerst weten wat de vrouw precies mankeerde. Toen bleek dat er een dwarslaesie dreigde. Dus hebben we haar vast laten binden op een wervelplank, zodat ze zich niet meer kon bewegen. Als ik naar het advies van de familie had geluisterd, had het veel slechter kunnen aflopen.”
Ronduit bedreigend was de situatie toen de ambulance werd opgeroepen door een Marokkaanse familie die meldde dat een jongeman thuis onwel was geworden. „In het huis bevonden zich dertig familieleden. Die heb ik allemaal naar buiten gestuurd. Toen ik de kamer in kwam waar de jongeman lag, een keurig nette jongen, wist ik meteen dat hij overleden was. Reanimatie had geen zin.
In de kamer zag ik een waterpijp liggen. Ik denk dat die jongen wat heeft geëxperimenteerd met verdovende middelen. Ik belde de politie, die merkte de kamer aan als plaats delict. Toen ging ik naar buiten om de familie in te lichten. „Ik ga de jongen niet naar het ziekenhuis vervoeren, want hij is overleden.”
Toen barstten de emoties los. Normaal, logisch. Maar toen kwamen een paar familieleden woedend op ons af. Ze pakten me vast en schreeuwden: „Jij gaat hem nú naar het ziekenhuis brengen.” Anderen sloegen van woede gaten in de muur van gipsplaten. Toen hebben we groot alarm geslagen. Even later kwam de politie. Met behulp van politiehonden zijn we ontzet. Mijn maat stond te beven als een rietje. Ik vond het wel best. Schreeuwen en schelden, oké, als ze maar van me afblijven.”
Schokkend vindt Koelewijn, zelf van orthodox-christelijken huize, altijd weer hoe achteloos mensen over de dood kunnen spreken. „De mentaliteit is keihard. Onder jong en oud. Men heeft geen ontzag meer voor de dood. Pas moest ik in Vlaardingen een vrouw van een jaar of tachtig naar een verpleeghuis brengen. Keurig dametje, zonnebrilletje op. Het viel me op dat ze nog zo vitaal was. Ik werd nieuwsgierig en vroeg waarom ze naar een verpleeghuis moest. Het antwoord luidde: „De dokter spuit me vanavond dood.” Letterlijk. De rillingen liepen me over de rug. Ik antwoordde dat ik er toch wel anders over dacht.”
Ondanks vervelende ervaringen houdt Koelewijn van zijn vak. „Er zijn gelukkig veel situaties waarin je mensen echt een dienst kunt bewijzen. Onlangs moesten we in Maassluis een vrouw ophalen die maar niet kon bevallen. Ze was erg onrustig en zei dat dat lag aan het feit dat haar vertrouwde verloskundige er niet was. Ik heb geprobeerd de vrouw op haar gemak te stellen. Even later werd het kind in de ambulance geboren. Later kreeg ik een bedankbriefje. „Jij hebt je roeping misgelopen”, stond erin. Dat geeft je dan voldoening.”