OM eist 10 jaar cel tegen verdachte Goudse moordzaak
Hij kan zijn gedachten er geen kwartier bijhouden en is afwisselend kinderlijk bedroefd en zeer onbeleefd. Nourdin B., verdacht van de moord op de Goudse studente Mariëlla de Geus, reageerde donderdag tenslotte wanhopig op de eis van de officier van justitie: tien jaar cel en tbs met dwangverpleging.
Officier van justitie E. Vos meent dat de 23-jarige man uit Gouda De Geus heeft doodgeslagen met een baksteen. Hij zou dat hebben gedaan omdat hij seks met haar wilde hebben. „Toen dat niet lukte, is er iets bij hem geknapt”, aldus de officier. Ze eiste tbs wegens een onderzoek van het Pieter Baan Centrum. Onderzoekers omschrijven B. daarin als zwakbegaafd, schizofreen en zeer verward en snel gefrustreerd.
Het lijk van De Geus werd begin november gevonden op een parkeerplaats in het centrum van Gouda. Zij was vermoord en verkracht. Uit DNA-onderzoek bleek dat B. geen gemeenschap met haar heeft gehad. De vrouw was twintig jaar toen ze stierf. Een stille tocht ter nagedachtenis aan Mariëlla bracht bijna 10.000 mensen op de been.
Begin mei maakte het Openbaar Ministerie (OM) bekend dat ze op zoek is naar een tweede verdachte. Een man over wie B. tijdens verhoren heeft gesproken, is onlangs uit Marokko overgekomen om wangslijm af te staan voor DNA-onderzoek. Zijn profiel bleek niet hetzelfde als dat van materiaal dat justitie op het lijk van De Geus vond. Het OM zet de zoektocht naar de verkrachter voort.
De eis van de officier deed de gemoederen op de publieke tribune hoog oplopen. B.’s zus begon te schreeuwen en schold de officier uit. De rechter schorste de zitting enkele minuten, zodat de parketwacht de familieleden tot rust kon brengen. Tijdens de eerste zitting in februari, maakte de familie ook een scène. De moeder van B. strooide toen een zak pillen leeg om te laten zien dat ze gek werd van de zaak.
B. werd op 23 november aangehouden, mede op basis van tips die binnenkwamen na een uitzending van Opsporing Verzocht. Verschillende mensen tipten de politie over B. nadat zij het signalement hadden gezien.
Sinds zijn aanhouding heeft de verdachte verschillende verklaringen afgelegd. De beweringen die hij deed, ontkende B. bijna even snel weer. Ook in de rechtszaal sprak hij zichzelf meerdere keren tegen. Op zijn halfhuilend uitgesproken stelling „ik ben geen moordenaar” vroeg de rechter zich hardop af: „Wat moeten wij nu eigenlijk geloven meneer?”