Luns, de Lange Legende
Joseph Marie Antoine Hubert Luns was de Langste. Niet alleen zijn rijzige gestalte -bijna 2 meter en „95 kilo zonder decoraties”- maar ook zijn grote aantal dienstjaren in de buitenlandse politiek verschafte hem de allure van een wereldleider. Van 1952 tot 1971 was hij minister van Buitenlandse Zaken, om vervolgens het recordaantal van twaalf jaar als secretaris-generaal bij de NAVO vol te maken. Een legende is heengegaan.
In een vergadering van de NAVO-raad in Brussel maakten de Fransen in 1964 een voor de bondgenoten minder welgevallig besluit bekend. Minister Luns van Nederland stond als eerste klaar om daarover zijn teleurstelling uit te spreken. De Amerikanen en de Britten sloten zich naadloos bij hem aan. „We follow our leader”, was de grap die de vertegenwoordigers van de grootmachten daarbij maakten.
Anekdotes over Joseph Luns zijn er te over. Neem de verzuchting van de Duitse bondskanselier Adenauer, die ziek kon worden alleen al van de gedachte aan de lastige Hollandse bewindsman. „Als alles verkeerd gaat, als ik kiespijn heb, de Bondsdag gaat dwarsliggen, de pers mij onderuit probeert te halen en mijn partij om een andere kandidaat roept, dan troost ik mij met de gedachte dat er één sterveling nog erger aan toe is dan ik: mevrouw Luns.”
Luns zelf kon er -onverbeterlijke humorist als hij was- hartelijk om lachen. Hij was ijdel genoeg om Amerikanen en Britten te willen aansturen of om Duitsers tot wanhoop te willen brengen. Bovendien hield hij wel van een grap. Sterker: ze vormden een niet weg te denken onderdeel van zijn bestaan. Hij gebruikte ze als camouflage voor zijn persoonlijke gevoelens, als instrument in de diplomatie, als wapen in de politiek. Zijn humor verklaart ook een deel van de immense populariteit die hij genoot bij het Nederlandse volk.
NSB
„We hebben veel gevochten, veel gelachen”, zo herinnerde PvdA-voorman Burger zich Luns. „Maar je kwam nooit iets van hemzelf te weten, omdat hij aan één stuk door moppen zat te tappen.” Had het te maken met Luns’ grote geheim? Dat hij in de jaren ’30 lid was geweest van de NSB? In 1979 kwam het aan het licht, en viel Luns (gedeeltelijk) van zijn voetstuk. Misschien niet eens zozeer om het feit zelf, als wel omdat hij erover loog.
Eerst wendde Luns geheugenverlies voor, vervolgens vertelde hij dat zijn broer hem had aangemeld. Uiteindelijk moest hij echter voor de bijl. Begin jaren ’90, toen hij de tachtig al was gepasseerd, bevestigde hij zijn rechtschapenheid met een wel heel bijzondere anekdote. In 1965 zouden vier generaals hem hebben gevraagd om als nieuwe sterke man naar voren te treden na een coup tegen premier Cals. Luns weigerde mee te werken.
Het type sterke man was hij zeker. Zijn internationale reputatie steeg ver uit boven wat men van een Nederlandse minister mag verwachten. In de Verenigde Staten werd hij in 1971 zelfs geëerd met een speciale afscheidsreceptie. Zijn Atlantische houding werd in Washington altijd al zeer gewaardeerd. Vooral het onverschrokken tegenspel dat hij de Franse president De Gaulle bood. Luns gaf leiding aan het verzet tegen een geïntegreerd Europa waarin vooral de groten (Frankrijk en Duitsland) de lakens zouden uitdelen.
Gehaaid
Luns toonde zich daarbij een gehaaid machtspoliticus. Hoewel hij er zelf weinig mee ophad, stelde hij het ideaal van een democratisch Europa tegenover het Europa van de Staten, waarvan Frankrijk en Duitsland voorstander waren. Tegelijk pleitte hij voor opname van het eurosceptische Engeland in de Europese familie. Het leverde hem Franse vijanden op, maar Amerikaanse vrienden, omdat de Amerikanen al lang genoeg hadden van de Franse eigenzinnigheid.
Dat was Luns altijd al: een gehaaid machtspoliticus. Al toen hij door zijn partij, de KVP, in 1952 geroepen werd tot het ministerschap. Premier Drees zag het niet zitten, zo’n orthodoxe rooms-katholiek op die positie -hij vreesde toch al voor een ”Europe vaticane”- en positioneerde de partijloze minister Beyen naast hem, als eerstverantwoordelijke. Maar voor Luns was Beyen geen partij. Luns wist de procedures en planning zo te draaien dat hijzelf al snel het boegbeeld werd. Hij zou het nog negentien jaar blijven.
Ook latere staatssecretarissen en ministers voor Ontwikkelingssamenwerking hoefden het niet te wagen om de grenzen van Luns’ bevoegdheden te overschrijden. Hij was de eerste man - en zou dat blijven ook. Zelfs geen van de zeven premiers die hij diende, hoefde te dromen over veel invloed op het buitenlandse beleid. Buiten Nederland was Luns de baas - en zou dat blijven ook.
Nieuw-Guinea
Het beste is dat geïllustreerd bij de meest netelige kwestie die Luns tijdens zijn lange ambtstermijn heeft moeten behandelen, en waar hij ook niet onbeschadigd uit is gekomen: de kwestie Nieuw-Guinea. Wat moest Nederland in de jaren ’50 en ’60 met dit kleine stukje kolonie, dat in 1949 niet was meegegaan met de soevereiniteitsoverdracht van Indonesië? De regering in Jakarta claimde het.
Op dit dossier betoonde Luns zich niet de machtspoliticus die na een rationele inschatting tot een duidelijke slotsom komt. Veeleer werd in hem de trotse kolonisator wakker. Luns is altijd blijven uitgaan van Neêrlands roemruchte (koloniale) verleden, betoogt dr. A. E. Kersten, hoogleraar diplomatieke geschiedenis in Leiden. „Hij was een nationalist van het zuiverste water.”
Daar kwam bij dat Luns sterk bleef vertrouwen in de bereidheid van de Verenigde Staten om Nederland te hulp te schieten, mocht Indonesië Nieuw-Guinea zelf terughalen. Maar in dit opzicht kwam hij -tot zijn ontsteltenis- bedrogen uit. In 1962 liet de pas aangetreden regering-Kennedy weten dat er haars inziens geen andere weg bestond dan dat Nieuw-Guinea overgedragen werd aan Indonesië. „Een vervelende kerel”, zo schold Luns op Robert Kennedy, de broer van de Amerikaanse president.
Behoudend beleid voerde Luns waar het ging om het Midden-Oosten -onvoorwaardelijke vriendschap met Israël-, om Zuid-Afrika -weinig kritiek op het apartheidsregime- en om Vietnam - steun voor het harde Amerikaanse optreden. Hoewel hij deze lijnen als secretaris-generaal van de NAVO voluit doortrok, kwamen ze hem aan het eind van zijn ministerschap duur te staan. Zijn populariteit taande. Luns moest terrein prijsgeven, vooral aan het opkomende Nieuw Links.
Geen regent
Toch kan Luns niet worden beschouwd -zoals wel dikwijls is gebeurd- als een regenteske conservatief, die zich weinig gelegen liet liggen aan de publieke opinie. Zijn beleid ten aanzien van Nieuw-Guinea bijvoorbeeld werd lang gesteund door het voltallige kabinet en ook door een forse meerderheid in Eerste en Tweede Kamer. Het contrast tussen Luns en de nieuwe generatie spraakmakende jonge politici was weliswaar groot, maar veel minder groot was het verschil tussen hem en de ’gewone’ burgerij.
Wel kan wellicht worden gesteld dat Luns te lang op zijn post is gebleven. Bijna twintig jaar, zo lang kan zelfs de sterkste politicus niet fris blijven. Maar Luns’ grote verdienste is voor een groot deel gelegen in het gezag dat hij met al die ervaring wist op te bouwen. Wat het Nederland precies heeft opgeleverd, dat zou de wetenschap eens moeten nagaan. NRC-columnist J. L. Heldring beval Luns woensdag aan in de warme belangstelling van biografen. Het is een pleidooi dat ondersteuning verdient.