Nieuw protocol verdeelt kraamzorg
APELDOORN - Niet elke kraamzorginstelling is gelukkig met het nieuwe indicatieprotocol dat sinds dit jaar van kracht is. Dat blijkt uit een belronde langs diverse instellingen. Het protocol maakt het aantal uren kraamzorg waar gezinnen voor in aanmerking komen afhankelijk van de gezondheid van de moeder en de toestand in het gezin. Voor veel gezinnen betekent dat een reductie van het aantal uren.
Directeur H. Elshoff van de Zuid-Hollandse kraamzorginstelling De Eilanden noemt de vragen voor de indicatiestelling lastig. „Zit de toekomstige moeder in een geestelijk instabiele situatie? Beoordeel dat maar tijdens een intakegesprek van een halfuur.”B. de Jager, directeur van Het Groene Kruis in Groningen, vindt het „nogal simplistisch” dat mensen zelf mantelzorg moeten regelen. „Het is wel een heel makkelijke manier om aan een reductie van uren te komen.” Toch zijn er volgens M. Wolters van EFS Kraamzorg Amsterdam nog geen voorbeelden bekend waarbij het regelen van eigen zorg voor problemen zorgt, zelfs niet in grote steden. „Allochtonen die daar wonen hebben een groot sociaal vangnet dat afdoende is”, aldus de manager. Autochtonen nemen volgens haar zelfs vaak op eigen initiatief minder uren dan het protocol voorschrijft. „Ze vinden de eigen bijdrage van 3,50 euro per uur, die iedereen moet betalen, te veel.”
Volgens Susanne Kleberg, manager kraamzorg bij Stichting Thuiszorg Midden-Gelderland, is het protocol niet flexibel genoeg. „Neem een moeder die een keizersnede moet ondergaan; dat telt voor twee extra uren per dag. De een heeft daar genoeg aan, de ander niet. Die ruimte zit nog niet in het systeem.”
Voor M. Veenstra van adviesbureau Compliance Consult uit Woerden, die het landelijk protocol evalueert, is dat geen probleem. „Wij merken dat de indicatiestellers meestal in staat zijn het nodige aantal uren kraamzorg te bepalen. Als ze er bij 80 procent direct uitkomen, kunnen ze over de rest nog praten. Voorheen moest dat in 100 procent van de gevallen.”
Leidinggevende A. Hoogesteger van RST Zorgverleners in Goes vindt dat het indicatieprotocol het beroep van kraamverzorgende juist leuker heeft gemaakt. „Vroeger was je soms een veredelde werkster, nu ligt de aandacht voornamelijk bij de zorg voor moeder en kind.”
Voor oudere collega’s bleek de nieuwe manier van werken in het begin lastig, aldus de leidinggevende. „De kraamverzorgster liet het huis altijd blinkend schoon achter en voelde zich schuldig toen dat niet meer ging. Daarom werkte ze nog harder om alles af te krijgen. Nu zijn de meesten eraan gewend en gaat het beter.”
Door de invoering van het protocol is er meer aandacht voor mantelzorg. Dat is positief, vindt Hoogesteeger. „De familie moet bijspringen, omdat de kraamverzorgende niet overal aan toekomt. In veel reformatorische gezinnen is dit geen probleem; de familieband is vaak hecht.”
De leidinggevende ziet vooralsnog geen problemen voor het personeel. „Er is geen sprake van ontslagen. Maar we bieden sollicitanten geen volledige baan meer aan. De huidige kraamverzorgenden vullen hun overgebleven uren met bijvoorbeeld het afnemen van intakegesprekken of het geven van voorlichting.”