Drie managers weg bij VBOK na conflict
AMERSFOORT - De Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind (VBOK) heeft tussen maart 2005 en februari dit jaar drie managers gedwongen te vertrekken. Oorzaak voor hun afscheid was met name de verstandhouding tussen de managers en de in 2002 aangetreden directeur A. A. Takke.
Volgens een van de ontslagen managers raakten de verhoudingen vooral verstoord vanwege de professionaliseringsmaatregelen die Takke wilde doorvoeren. De bom zou zijn gebarsten toen bleek dat Takke het bijbehorende plan van aanpak ook had uitgekozen als afstudeeronderwerp. Takke rondde na haar indiensttreding de opleiding Master of Health Administration af. „Haar scriptie lag ook ten grondslag aan het strategisch beleidsplan dat ze in 2004 presenteerde. Takke gebruikte ons en de organisatie als proefkonijn.”Met het gedwongen vertrek is een afkoopsom gemoeid van in totaal ruim 200.000 euro. Een van de drie managers was verantwoordelijk voor de fondsenwerving en ruim twintig jaar bij de organisatie in dienst. De andere twee waren voor kortere periodes werkzaam geweest als manager vrijwilligers en voorlichting en als manager facilitaire zaken en administratie.
Takke wil in een reactie alleen kwijt dat de afkoopsom in zijn geheel is gefinancierd met middelen van buiten de organisatie. „Er zit geen dubbeltje van inkomsten uit giften of contributie bij.” De directeur bevestigt dat de complete jaarrekening waarin de financiering van de afkoopsom wordt verantwoord, nog niet is toegezonden aan de leden. „Er moet donderdag tijdens de ledenvergadering iets te bespreken overblijven. Wel heeft de accountant de jaarrekening goedgekeurd. Die ligt ter inzage op het VBOK-hoofdkantoor.”
Bestuursvoorzitter dr. K. Veling zegt dat bestuur en directie de drie managers binnenboord wilden houden. Hij spreekt verder van „drie aparte verhalen, waarbij het is gegaan zoals het is gegaan.” Wie de zwartepiet alleen aan de directie toespeelt, is onbillijk bezig, meent Veling. „Takke handelde met instemming van het bestuur.”
Dat de directeur haar beleidsplan aan haar afstudeerscriptie zou hebben ontleend, vindt Veling veel te ver gaan. „Het enige dat ik daarover wil zeggen, is dat de eigen organisatie in opdracht van de docenten in de scriptie centraal heeft gestaan.”