Meer meldingen bij inspectie jeugdzorg
UTRECHT - Bij de inspectie Jeugdzorg zijn vorig jaar fors meer incidenten vanuit jeugdzorginstellingen gemeld dan in 2004.
Dat blijkt uit het jaarverslag 2005 dat de inspectie vanmiddag presenteerde. In 2005 registreerde de inspectie in totaal 64 meldingen, 48 meer dan in 2005. De meldingen betroffen vooral seksueel grensoverschrijdend gedrag door jeugdigen onderling of hulpverleners, suïcide en het op onnatuurlijke wijze overlijden van kinderen in gezinnen waarbij de jeugdzorg is betrokken.Van de 64 meldingen hadden er 16 betrekking op een calamiteit, de categorie van zware incidenten. Ook dat is een stijging ten opzichte van 2004, toen de inspectie tien calamiteiten registreerde.
Van een aantal calamiteiten is de toedracht uitvoerig onderzocht. Dit betreft onder andere de dood van de peuter Savanna uit Alphen aan den Rijn, die overleed na zware en langdurige mishandeling door gezinsleden.
In dit onderzoek kwam de inspectie tot het eindoordeel dat het de regiovestiging van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland die verantwoordelijk was voor de hulpverlening ontbrak aan een systeem van interne controle en sturing. De kinderen die bescherming nodig hadden, liepen daardoor volgens de inspectie „onaanvaardbare risico’s.”
In de zaak Tolbert, waarbij een man twee kinderen van zijn vriendin ombracht, concludeerde de inspectie dat het Bureau Jeugdzorg in Groningen vanwege de grote werkdruk dossiers moest laten liggen. Nieuwe meldingen en meldingen met een hoge urgentie gingen voor.
Van andere zaken werd vanwege gebrek aan informatie geen urgentie bepaald. Het juiste zicht op de risico’s en de kans op escalatie ontbrak daardoor, stelt de inspectie vast.
Het jaarverslag 2005 maakt verder duidelijk dat ook het aantal bij de inspectie binnengekomen klachten is gestegen van 57 tot 79. Het gros daarvan was afkomstig van ouders en had betrekking op het functioneren van de bureaus jeugdzorg.