„Medezeggenschapswet strijdt met Bijbel”
RIDDERKERK - Zoals het er nu naar uitziet, duwt de Tweede Kamer deze week reformatorische scholen een volwaardige medezeggenschapsraad door de keel. „Er is blijkbaar geen ruimte meer voor een principiële, Bijbelse benadering van gezagsrelaties.”
Mr. J. W. Voorwinden, beleidsmedewerker van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs, is er de afgelopen maanden druk mee geweest, met de nieuwe Wet medezeggenschap scholen. De Tweede Kamer voert donderdag een afrondend debat met minister Van der Hoeven over het onderwerp. Voorwinden is pessimistisch gestemd. „Ik hoop dat de PvdA-fractie onze noodkreet oppikt.”Op dit moment kunnen scholen die principiële bezwaren hebben een ontheffing krijgen van de plicht een medezeggenschapsraad in te stellen. Twee derde van ouders en leerkrachten -en in het voortgezet onderwijs ook van leerlingen- moet zo’n verzoek ondersteunen. Vrijwel alle reformatorische scholen voor basis- en voortgezet onderwijs maken dankbaar gebruik van deze regeling.
Wat is er eigenlijk tegen medezeggenschap?
Voorwinden: „Ons kernbezwaar ligt bij de wettelijke instemmingsrechten. Het bestuur en de directie vormen het gezag op scholen. Het is daarom onjuist als leerkrachten en leerlingen op een aantal punten instemmingsrecht krijgen. Als een schoolbestuur bepaald beleid pas mag uitvoeren als de raad ermee heeft ingestemd, wordt het gezag ondergraven.”
Minister Van der Hoeven van Onderwijs wil af van de vrijstelling. Ze vindt dat alle scholen een controlerend orgaan moeten hebben vanwege toenemende verantwoordelijkheden voor schoolbesturen. Voorwinden vindt dat merkwaardig. „De trend in het onderwijs is dat scholen meer vrijheid en autonomie krijgen. Dan is het toch vreemd dat op het punt van de medezeggenschap de touwtjes worden aangetrokken? Te meer daar dit voor het reformatorisch onderwijs een principieel punt is. Ik had niet verwacht dat een bewindsvrouw van CDA-huize ons die vrijheid zou afpakken.”
Om het reformatorisch onderwijs enigszins tegemoet te komen, doet de minister een handreiking. Bij wijze van uitzondering mogen medezeggenschapsraden functioneren als adviesorganen. Voorwaarde is dat twee derde van ouders, leerkrachten en in het voortgezet onderwijs ook van leerlingen, daarmee instemt.
Bent u tevreden met de handreiking van de minister?
„Eigenlijk is dit voor het reformatorisch onderwijs een stap te ver, maar het is in ieder geval iets. In die zin zijn we blij met de handreiking.
Het is wel jammer dat de minister zo hard van stapel loopt. Op dit moment loopt er een proef op een reformatorische basisschool in Sliedrecht met adviesorganen voor ouders en leerkrachten. Wij willen aantonen dat scholen die op deze manier werken, prima uit de voeten kunnen.”
Zoals het er nu voorstaat, gaat de overheid reformatorische scholen echter nog verder dwingen op een weg die ze niet willen gaan. De Tweede Kamer wil de uitzonderingsbepaling die Van der Hoeven in de wet wil opnemen, schrappen. LPF en VVD hebben daarvoor samen een wijzigingsvoorstel ingediend. De PvdA gaat dat waarschijnlijk steunen en daarmee is er een Kamermeerderheid.
PvdA-Kamerlid Roefs vindt dat het reformatorisch onderwijs moet gebruikmaken van de algemene ontheffingsbepaling in de wet. Die houdt in dat de verschillende geledingen in medezeggenschapsraden (ouders, leerkrachten en in het voortgezet onderwijs ook leerlingen) op eigen initiatief en op vrijwillige basis voor een periode van twee jaar het instemmingsrecht kunnen inruilen voor adviesrecht.
Wat vindt u van het voorstel om de uitzonderingsbepaling te schrappen?
„Ik schrok toen ik ervan hoorde. De medezeggenschapsraad zelf, waaronder ook de leerlinggeleding, beslist hoe ver zijn verantwoordelijkheid gaat. Het bevoegd gezag staat dan buitenspel. In onze samenleving is voor alle visies ruimte, maar blijkbaar niet voor een Bijbelse visie op gezag.”
Het voorstel van VVD en LPF past volgens de VGS-medewerker niet bij de Nederlandse politieke cultuur. „Daar was altijd ruimte voor mensen die in geweten tegen bepaalde overheidsbesluiten zijn. De overheid perkt die ruimte in. De uitzonderingsmogelijkheid die Van der Hoeven bood, was al strijdig met onze Bijbelse visie op gezag. Als deze uitzonderingsbepaling ook nog eens verdwijnt, veegt de overheid alle ruimte voor een reformatorische benadering van gezagsrelaties van tafel.”