Kluitjesvoetbal VVD laat rechterflank open
Wat was het opvallendste politieke nieuws van deze week? Dat Rutte tot lijsttrekker van de VVD werd gekozen? Eigenlijk niet. Veel interessanter was het gegeven dat zijn tegenspeelster Verdonk het níét redde.
Bijna iedereen had zich ingesteld op haar overwinning, gevolgd door een spectaculaire verkiezingsstrijd in 2007, waarin een rel op rel veroorzakende Rita uiteindelijk misschien wel een kabinetscrisis teweeg zou brengen en op het premierschap zou afstevenen.Niets van dit alles lijkt nu in het verschiet te liggen. De VVD-leden besloten anders.
In hun keuze voor Rutte zit iets moedgevends. Zich volledig bewust van de consequenties zagen de liberale partijgangers af van zetelwinst met Verdonk en kozen zij voor de inhoudelijk sterkste kandidaat en voor zijn vorm van liberalisme. Blijkbaar gaat het in de politiek dus niet uitsluitend -zoals wel eens gevreesd wordt- over krachtige personen en over hoe dan ook de grootste worden, maar wel degelijk ook over kwaliteit en over de inhoud van iemands opvattingen.
Door de staatssecretaris van Onderwijs aan te wijzen als hun leider -zij het met de kleinst denkbare meerderheid- kozen de liberalen voor gematigdheid en tegen radicaliteit, voor de politieke elite en tegen populisme, voor het veilige politieke midden en tegen een uitgesproken rechtse koers.
Vooral dat laatste is opmerkelijk. Dat peilingen de laatste weken voortdurend aangaven dat Verdonk zou gaan winnen, bewijst niet meteen het failliet van die peilingen. Hun gebrekkige prognose heeft veeleer te maken met het feit dat de peilers de mening vroegen van VVD-stemmers, en niet uitsluitend van de veel kleinere groep VVD-leden. Zouden alle VVD-stemmers hebben mogen beslissen over hun leider, dan was de keuze waarschijnlijk op Verdonk gevallen.
Het verschil in oriëntatie tussen die twee groepen heeft te maken met een breder, typisch Nederlands verschijnsel. Zijn er in politiek Den Haag meerdere partijen die zich met trots en nadrukkelijk ”links” noemen (PvdA, GroenLinks, SP), een partij die zich zonder gêne als rechts betitelt, is nauwelijks te vinden.
In andere Europese landen (Duitsland, Frankrijk, Italië) is ”rechts” geen etiket om je voor te schamen, in Nederland blijkbaar wel. Het sterkste bewijs daarvoor is de inmiddels overleden politicus Janmaat, die zijn rechts-radicale groepering in de jaren negentig van de vorige eeuw nota bene angstvallig Centrumpartij noemde.
Die vrees om rechts gevonden te worden, is bij het brede electoraat daarentegen niet terug te vinden. Dat geldt om te beginnen de aanhang van de VVD. Volgens een Leids onderzoek positioneert 85 procent van de liberale achterban zich aan de rechterzijde van het politieke spectrum. Ook een kleine meerderheid van de CDA-aanhang plaatst zich eerder aan de conservatieve dan aan de progressieve kant van de links-rechtsschaal. Al met al is er een fors deel van het kiezerskorps dat geen moeite heeft met de betiteling ”rechts” en dat, afhankelijk van de actuele situatie, zich bij het CDA, de VVD of een partij als de LPF voegt.
Die kiezers hadden in de VVD van Verdonk een vastere thuishaven kunnen vinden. Nu zal dat naar alle waarschijnlijkheid niet gebeuren. Nu de liberalen onder leiding van Rutte zich vooral richten op de kiezers uit het midden en zich daarmee volop werpen op het in Nederland zo populaire politieke kluitjesvoetbal, ligt de rechterflank van het speelveld weer grotendeels open. Wilders, Nawijn, Van As en Pastors zullen dat deze week met vreugde hebben gadegeslagen.
Toch staat lang niet vast dat zij van de nu ontstane ruimte zullen kunnen profiteren. Hun probleem is niet dat ze zichzelf niet rechts durven noemen. Wel dat ze met elkaar een verbrokkelde indruk maken en dat geen van hen tot nu toe het beeld heeft kunnen vestigen het enige en het beste rechtse alternatief te zijn. Maar dat kan in een jaar tijd nog gemakkelijk veranderen.