„Kabinet-Balkenende creëerde eigen ellende”
DEN HAAG - Een 6, een 5, een 4; na het aantreden van de kabinetten-Balkenende daalde de waardering van het volk voor de regeringsploeg zienderogen. Volgens onderzoeker Will Tiemeijer deels door eigen schuld. Hij wijst naar de zogenaamde Belevingsmonitor, de vragenlijst waarmee het ministerie van Algemene Zaken vanaf 2003 de mate van tevredenheid onder burgers ging peilen. „Daarmee creëerde het kabinet zijn eigen ellende.”
In december 2001 maakte het kabinet bekend de Nederlandse F-16’s in de oorlog tegen Afghanistan alleen voor fotoverkenningen en niet voor gevechtshandelingen in te zetten. Niet eerder in de openbaarheid gekomen peilingen onder de bevolking gaven daartoe de aanleiding, meldden diverse media.Navraag van de Volkskrant leverde op dat de rijksoverheid al in 2001-2002 ten minste zestien keer het oor te luisteren had gelegd bij de burger in de vorm van een „beeldvormings- of issue-onderzoek.” Zegslieden van de ministeries gaven toe de uitkomsten van deze peilingen te gebruiken voor beleidsaanpassingen. Als de enquêtes daartoe aanleiding gaven, werden ook speeches van ministers aangescherpt.
„Niet iedere topambtenaar is er blij mee”, zegt Tiemeijer over de trend om steeds meer naar de beleidsvoorkeuren van burgers te informeren. „Maar na de Fortuynrevolte hebben de voorstanders van zulk onderzoek de wind mee.”
Tiemeijer, onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau en daarnaast al tien jaar in diverse functies werkzaam op het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, ploegde een stapel literatuur van filosofen en psychologen door om de voors en tegens van deze ontwikkeling in kaart te brengen. Om de mening binnen de ministeries te achterhalen, voelde hij 3 ministers en 35 beleidsambtenaren van Justitie en Onderwijs aan de tand.
Op elk ministerie bleken de ervaringen verschillend. „De Belevingsmonitor, de bevolkingsenquête van Algemene Zaken, werd geen succes”, onderstreept Tiemeijer. „Bij Justitie en Onderwijs, die ook met opinieonderzoeken werkten, ging het beter.
Met de Belevingsmonitor ging Algemene Zaken de mist in omdat de vragenstellers niet alleen wilden weten of zaken als geweld in het openbaar vervoer en files en langzaam rijdend verkeer op de weg de Nederlanders bezighielden. Meteen daar achteraan kon je aankruisen: „de regering geeft er veel/niet veel aandacht aan” en „ik ben wel/ niet tevreden over het regeringsbeleid op dit gebied.” Zo verleid je mensen vanzelf om overal te zeggen: Moet beter. Maar wel met als gevolg dat het kabinet elke maand met een negatief rapportcijfer werd geconfronteerd.”
Wat bepaalt de afloop van een bevolkingsenquête?
„Belangrijk uitgangspunt is de vraag: Wie heeft waar verstand van? De patiënt kan aangeven waar het pijn doet, de dokter bepaalt de behandeling. Toegepast op bevolkingsenquêtes kun je zeggen: Je kunt de burger heel goed vragen wat er in zijn wijk leeft en of hij bijvoorbeeld last heeft van vandalisme. Maar je moet hem niet de vraag stellen: Wat moet de politiek volgens u doen?”
Tiemeijer verwijst naar een buitenlands opinieonderzoek over kleinere klassen in het onderwijs. „Op de vraag wat mensen daarvan vonden, antwoordde iedereen: Voor. Maar wat als dat zo veel extra leerkrachten kost dat er onbevoegde docenten voor de klas moeten? Dan blijken mensen opeens veel minder enthousiast. Het is echter onmogelijk die complexe overwegingen in dergelijke opinieonderzoeken te vertalen. Daarmee heb je dus een enorm probleem.”
De Onderwijsmeter en de Justitie Issue Monitor bezorgden de twee andere ministeries minder hoofdbrekens. „Voor de beleidsuitvoering is daar weinig mee gedaan. Bij ambtenaren van Justitie leeft toch wel sterk de gedachte dat zij de Nederlandse rechtsstaat goed tegen de waan van de dag moeten beschermen. Als het publiek gaat vragen om nog hogere straffen of de invoering van de doodstraf, neemt men dat in eerste instantie voor kennisgeving aan.”
Maar als dat de houding is, heeft het weinig zin burgers naar hun mening te vragen.
„Er zijn zeker ambtenaren die dat inderdaad irrelevant vinden. De bevolkingsenquêtes geven hun een ambivalent gevoel. Op grond van mijn literatuuronderzoek kan ik dat ook wel plaatsen. Een representatieve democratie veronderstelt burgers die volksvertegenwoordigers hun vertrouwen geven; geen burgers die zich uit argwaan graag willen bemoeien met alles wat politici doen.”