Binnenland

Dienstplichtige in het Surinaamse woud

LEUSDEN - Soms liep hij met zijn kameraden op patrouille in het Surinaamse woud urenlang door een moeras. Als hij op het droge kwam, zaten zijn broekspijpen vol met bloedzuigers. „Met een sigaret brandde ik ze eruit”, zegt H. Frölich (55), voormalig lid van de Troepenmacht in Suriname (TRIS).

26 May 2006 09:16Gewijzigd op 14 November 2020 03:47
LEUSDEN – Oudgediende H. Frölich van de Nederlandse Troepenmacht in Suriname (TRIS) met voor zich enkele herinneringen aan zijn dienstplichtperiode in het Caraïbisch gebied. Morgen komen oud Surinamegangers in Utrecht bijeen voor een reünie. „Het avo
LEUSDEN – Oudgediende H. Frölich van de Nederlandse Troepenmacht in Suriname (TRIS) met voor zich enkele herinneringen aan zijn dienstplichtperiode in het Caraïbisch gebied. Morgen komen oud Surinamegangers in Utrecht bijeen voor een reünie. „Het avo

„Nu griezel ik ervan, toen deed het me niets.” Vrijdag ontmoeten oud-Surinamegangers elkaar op een reünie in Utrecht.Frölich had als 19-jarige de keuze zijn dienstplicht in Nederland te vervullen of een jaar naar Suriname te gaan. „Ik moest me op 13 september 1970 melden en op 12 november 1970 ben ik met de lichting 70-5 A-compagnie vertrokken naar Suriname. Het was vooral het avontuur dat lonkte. In de dienstplicht in Nederland zag ik weinig uitdaging. Ik kreeg de kans wat van de wereld te gaan zien.”

Een ander voordeel van een buitenlandse trip was volgens Frölich dat hij in Suriname gedurende de volledige diensttijd bij dezelfde compagnie bleef. „Als je pech had, moest je in Nederland soms van hot naar her verhuizen. Juist doordat we als groep in Suriname bij elkaar bleven, ontstond er een hechte band met elkaar. Er was harmonie. We vormden een team. Dat moest ook wel, want op patrouille -altijd met een vaste groep van zeven of acht man- moesten we elkaar volledig kunnen vertrouwen. Vooral in het oerwoud met al zijn gevaren. Als we het bos in gingen, konden we immers de gekste dingen tegenkomen.”

De aanwezigheid van een goede gids was volgens Frölich een hele geruststelling. „We hadden allemaal een kapmes als persoonlijk wapen in de rimboe. Als we een paadje hadden gekapt, was het vaak de volgende dag alweer dichtgegroeid.”

De Leusdenaar herinnert zich nog hoe vindingrijk hij en zijn kameraden werden. „Als we drie weken op patrouille waren, dus buiten de hoofdstad Paramaribo, hadden we eten en drinken bij ons voor zo’n anderhalve week. Voor het overige waren we aangewezen op alles wat stroomde. Dat was in ieder geval zonder gevaar te drinken. Verder aten we wat vruchten en kleine dieren. Het woud was eigenlijk een groot winkelcentrum, maar dan gratis. Een aparte ervaring.” Niet altijd was de zoektocht naar voedsel moeilijk. „Soms kwamen we in een dorpje waar we gastvrij werden onthaald en waar we mee mochten eten.”

Heimwee was Frölich niet vreemd. „Soms was het best een beetje aftellen voor me. Maar gelukkig werden we zo druk beziggehouden dat ik de heimwee vaak snel weer te boven was. Ik zag altijd uit naar de post. In Paramaribo kregen we een tot twee keer per week post, maar op patrouille moesten we genoegen nemen met een keer per maand.”

Met het uitroepen van de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975 werd de Troepenmacht in Suriname (TRIS) opgeheven. De nieuwe Surinaamse krijgsmacht nam het materieel en de gebouwen over. De TRIS, 1100 man sterk, was vanaf 1957 het onderdeel van de Koninklijke Landmacht dat belast was met de verdediging van Suriname.

De oud-Surinameganger verheugt zich op de reünie van morgen. „Een jaar of zeven gelden hadden we de laatste. Op de website zag ik al enkele bekende namen. Het lijkt me heerlijk om met m’n makkers van toen herinneringen op te halen.”

Het stoort Frölich dat er altijd weinig aandacht is geweest voor de TRIS. „We zijn een vergeten groep. We hadden wel degelijk een belangrijke taak. Het was dan geen oorlogstijd, maar onze aanwezigheid moest wel mogelijke onrust de kop indrukken. Wij vertegenwoordigden het gezag. De Nederlandse regering had een band met Suriname, maar liet het land tegelijkertijd links liggen. En vandaag gebeurt dat eigenlijk nog steeds. Nederland heeft de relatie met Suriname laten versloffen.”

Zijn uitzending naar Suriname heeft Frölich -nu autoverkoper- veranderd. „Toen ik naar Suriname vertrok, zei m’n moeder: Mijn zoon gaat weg. Als hij maar terugkomt. Ze zat er echt over in. Toen ik terugkeerde zei ze: M’n jongen is terug, hij drinkt opeens een biertje en is een volwassen kerel geworden.”

Nu hij zelf kinderen heeft, zegt Frölich zich goed voor te kunnen stellen dat zijn moeder bezorgd was. „Het avontuur trok me echter enorm. Ik was een jonge vent. Soms zagen we inderdaad de gevaren niet. De boot sloeg een keer om toen we probeerden een kaaiman te vangen in een rivier die vol zat met gevaarlijke piranha’s. Gelukkig is het goed afgelopen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer