Dat zijn de Nederlandse minister van Ontwikkelingssamenwerking, Agnes van Ardenne, en haar Surinaamse collega van Planning en Ontwikkelingssamenwerking, Rick van Ravenswaay, dinsdag in Den Haag overeengekomen.Het geld hiervoor was in feite al toegezegd in 1975, toen het ging om in toaal 3,5 miljard gulden die Nederland aan Suriname ter beschikking zou stellen aan schenkingen, garanties en wat genoemd werd „kwaliteitsmiddelen".

Er is nog steeds 138 miljoen euro te besteden aan deze kwaliteitsmiddelen en de 15 miljoen euro maken daarvan deel uit. Nederland en Suriname overleggen vanaf nu elk half jaar over de besteding van het geld.

Van Ravenswaay maakte duidelijk dat Suriname zich niet laat leiden door de hulp uit Nederland, maar een eigen koers uitzet. „We bepalen onze eigen ontwikkeling en bekijken dan of er een steuntje in de rug mogelijk is".

Van Ardenne verbindt aan het geld de voorwaarde dat Suriname het aantal mensen dat werkt bij het volgens haar veel te grote overheidsapparaat geleidelijk vermindert. Daarvoor in de plaats moeten „duurzame arbeidsplaatsen" komen in de private sector.