Voor sommige kinderen pakt de scholing in het buitenland gunstig uit. Ze staan veel steviger in hun schoenen dan bij vertrek, wat hun integratie kan bevorderen. Dat stelt de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) in een maandag verschenen advies aan minister Verdonk (Vreemdelingenzaken en Integratie).De organisatie schat dat jaarlijks enkele duizenden allochtone kinderen, onder wie Turkse en Marokkaanse, naar hun herkomstland worden teruggestuurd om daar in de eigen taal en cultuur middelbaar onderwijs te volgen. Dat is minder dan 1 procent van de allochtone leerlingen in ons land en daarmee een „marginaal verschijnsel”, aldus de ACVZ.

De commissie onderzocht de problematiek nadat Tweede Kamerleden in de afgelopen jaren er hun zorgen over hadden geuit. Volgens hen doet het tijdelijk verblijf in het buitenland ernstig afbreuk aan de integratie in de Nederlandse samenleving.

Dat hangt volgens de ACVZ echter erg af van de individuele omstandigheden, zoals het opleidingsniveau en de sociaaleconomische positie van de ouders, de vooropleiding en persoonlijkheid van het kind en de duur van het verblijf elders. Volgens de commissie hoeft de overheid zich niet intensief met het verschijnsel te bemoeien, omdat het om weinig mensen gaat en het verblijf in het buitenland niet alleen negatief maar ook positief kan zijn.

De ACVZ vindt een extra inburgeringsplicht voor de kinderen na terugkeer ook niet nodig, nog los van de vraag of dat wettelijk haalbaar is. Wel pleit de organisatie voor enkele maatregelen om de mogelijke negatieve gevolgen van het buitenlands verblijf te vermijden. Het gaat dan om betere voorlichting over ons onderwijssysteem om te voorkomen dat ouders op grond van misvattingen ervoor kiezen hun kinderen naar herkomstlanden te sturen.