„Sporen in zaak Vaatstra slecht onderzocht"
ZWAAGWESTEINDE (ANP) – De recherche heeft bij het onderzoek naar de moord op Marianne Vaatstra, zeven jaar geleden in het Friese Zwaagwesteinde, haar werk niet goed gedaan. De politie zou beschikken over sporen die kunnen leiden naar de nog altijd voortvluchtige moordenaar maar heeft die nooit onderzocht.
Dat blijkt volgens De Telegraaf van zaterdag uit onderzoek dat in opdracht van Tweede–Kamerlid H. Nawijn is uitgevoerd door een voormalig rechercheur. De sporen zouden wijzen op de mogelijkheid van een politieman als eventuele dader.Friese agenten zouden indertijd hebben geweigerd mee te werken aan vergelijkend DNA–onderzoek. De bedoeling was genetisch materiaal van alle agenten uit de omgeving te vergelijken met DNA uit spermasporen op het lichaam van het vermoorde meisje.
Het openbaar ministerie weerspreekt de suggestie dat het onderzoek slecht zou zijn uitgevoerd. Er is tweemaal door verschillende teams gespeurd om de dader te achterhalen. Tijdens het eerste onderzoek – in de periode na de moord in april 1999 – is volgens officier van justitie H. Mous overwogen om vrijwillig DNA af te nemen van mannen in een straal van 15 kilometer rond de vindplaats.
Daar zag de top van het Openbaar Ministerie indertijd van af omdat de aandacht dan vooral gelegd zou worden bij de weigeraars aan het grootschalige onderzoek onder zeker 20.000 mannen. De resultaten van het gehele rechercheonderzoek zijn vervolgens voorgelegd aan een commissie die het heeft beoordeeld. Daarna heeft een tweede, anders samengesteld politieteam, de hele zaak in 2002 opnieuw onderzocht. In dat tweede onderzoek in 2002 is wel het DNA onderzocht van alle betrokkenen bij het onderzoek, inclusief de politiemensen die op de ’plaats delict’ zijn geweest.
Het OM heeft het onderzoek van Nawijn niet ontvangen. De parlementariër wil het wel aan de Tweede Kamer geven en gaat er vragen over stellen. Zijn woordvoerder kon niet zeggen waarom de beschuldigde partij, het OM, geen exemplaar heeft ontvangen.