Kersvers nationaal park vecht tegen droogte
EERNEWOUDE - In een stuk moerasbos in De Alde Feanen, dicht bij het Friese Eernewoude, staat een eenzame eik, de bruine, dode bladeren er nog aan. „Die hoort hier niet thuis. Waarschijnlijk heeft een Vlaamse gaai ’m per omgeluk geplant.” Sinds woensdag mag het Friese natuurgebied van 4000 hectare zich nationaal park noemen.
Zover het zicht reikt wuiven gele rietstengels, hier en daar onderbroken door waterpartijen, moerasbos of grasland. Getjirp doet vermoeden dat er krekels actief zijn, maar het is het geluid van de sprinkhaanzanger, een zeldzaam vogeltje dat zich uitstekend thuisvoelt in het Friese riet. Tientallen spinnetjes krioelen over de verende veengrond. „Moet je hier van de zomer komen”, zegt Anton Huitema, educatief medewerker nationaal park. „Dan word je bijna opgevreten door alle insecten.”Want De Alde Feanen (De Oude Venen), gelegen tussen Heerenveen, Drachten en Leeuwarden, is soortenrijk, zoals elk laagveengebied van nature. Niet alleen leven er veel insectensoorten, maar ook veel andere dieren en planten. Een paar getallen: 37 verschillende zoogdieren, waaronder de zeldzame noordse woelmuis, 450 plantensoorten en zeker 12 paartjes van de bruine kiekendief, jaarlijks gespot door vrijwilligers.
Het laagveenmoeras is uniek in Nederland en daarom reisde minister Veerman woensdag af naar Eernewoude en voegde De Alde Feanen toe aan de negentien al bestaande nationale parken - een selectie van bijzondere natuurgebieden in Nederland, waaronder Schiermonnikoog en de Utrechtse Heuvelrug.
Huitema is er blij mee. De subsidie die de status nationaal park met zich meebrengt kan altijd goed gebruikt worden, stelt hij. „En daarnaast zorgt het voor een stukje uitstraling.”
De warmte voelt in het moerasgebied drukkend aan, ook al is het pas een van de eerste zonnige aprildagen. „Dat komt door de hoge vochtigheidsgraad”, legt Huitema uit. Hij heeft zijn wandelschoenen aangetrokken om het drassige gebied in te gaan.
Het kan hem niet nat genoeg zijn. De Alde Feanen dreigt namelijk te verdrogen en daar moet een stokje voor gestoken worden. Dat is een belangrijke pijler in het beheer- en inrichtingsplan dat een speciaal in het leven geroepen overlegorgaan heeft opgesteld.
In het platform werken overheden, dorpsbelangen, recreatie, natuur, landbouw, visserij en terreinbeheerder It Fryske Gea (Het Friese Landschap) al vanaf 2000 samen. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit keurde het plan goed en zo kon het gebied nationaal park worden.
De oorzaak van de verdroging zijn de omliggende landbouwgronden. „Het is een onomkeerbaar proces”, meent Huitema. „Het waterpeil moet naar beneden voor de zware machines. Dan droogt het veen in, waardoor het geen water meer kan opnemen, het klinkt in en zakt naar beneden. Het waterpeil is dan in vergelijking weer hoger, dus brengt de boer dat weer naar beneden.”
Veel planten- en diersoorten in het gebied gedijen alleen in een natte leefomgeving, en de soortenrijkdom willen It Fryske Gea en de andere overlegpartners graag behouden. „De landbouwgronden hebben we voor een deel al in ons bezit”, zegt Huitema. „We maken van die gronden een bufferzone. Als we daar de waterstand omhoog helpen, heeft de natuur een steuntje in de rug.”
Nu het gebied een nationaal park is, sluit Huitema niet uit dat er meer toeristen richting het veengebied zullen trekken dan de gebruikelijke 250.000 per jaar. Samen met het Friese Landbouwmuseum werkt It Fryske Gea aan een nieuw bezoekerscentrum. Want naast natuurbescherming, -ontwikkeling en -onderzoek, is ook een educatieve en recreatieve functie een voorwaarde om nationaal park te worden. Er wordt gewerkt aan nieuwe kanoroutes, er zijn groepsexcursies en het gebied heeft diverse vogelkijkhutten.
Niet het hele park is toegankelijk, omdat de natuur ook rust moet hebben. Bijvoorbeeld het gebied Princenhof, een waterrijk stuk in het midden van De Alde Feanen. Ooit was het in het bezit van de stadhouders van Leeuwarden, weet Huitema. „Met hun gevolg trokken ze daar een dag of twee naar toe om op waterwild te jagen.” In de volksmond wordt het hele natuurgebied nog wel aangeduid als Princenhof.
Twee schaatsenrijders, kleine waterinsecten, glijden onverstoorbaar langs de bladen van de gele plomp. Ze zijn zich er niet van bewust dat het niet zomaar een sloot is waarin ze leven, maar een ”petgat”: een rechte geul, die oorspronkelijk ontstond door turfwinning. Nu zijn de petgaten nagebootst om het gebied waterrijker te maken. Ze leveren daarmee hun bescheiden deel in de strijd tegen de verdroging van De Alde Feanen.