Binnenland

„Integratie is erbij horen en meedoen”

AMSTERDAM - Ahmed Aboutaleb haalt een pen uit zijn binnenzak. „Hiermee heb je iets moois in handen. Je kunt ermee schrijven wat je wilt.” De Amsterdamse wethouder prent het de scholieren in: we discussiëren met woorden, niet met wapens. Hij kijkt naar de inscriptie op de pen. Lachend: „Gejat. Van de politie.” „Daarvoor bent u Marokkaan”, reageert iemand gevat.

Evert van Dijkhuizen
30 March 2006 09:53Gewijzigd op 14 November 2020 03:36
AMSTERDAM – De Amsterdamse burgemeester Cohen (l.) en wethouder Aboutaleb (r.) discussieerden gistermiddag met mbo leerlingen over discriminatie, respect en de vrijheid van meningsuiting. „Van wie hebben homo’s in Amsterdam de meeste last? Van Marokkaan
AMSTERDAM – De Amsterdamse burgemeester Cohen (l.) en wethouder Aboutaleb (r.) discussieerden gistermiddag met mbo leerlingen over discriminatie, respect en de vrijheid van meningsuiting. „Van wie hebben homo’s in Amsterdam de meeste last? Van Marokkaan

Humor en ernst kenmerkten het bezoek woensdagmiddag van burgemeester Cohen en wethouder Aboutaleb aan het Amsterdamse ROC ASA. Ze discussieerden met eerstejaars mbo-leerlingen over de vrijheid van meningsuiting. Dat gebeurde in het kader van het lesprogramma ”De Tweede Wereldoorlog in perspectief”. Het doel: bevorderen van verdraagzaamheid.Lokaal 303. Een opvallend groen en geel geverfde ruimte. De leerlingen -90 procent is allochtoon- zitten in groepjes bij elkaar. Voor de klas twee bijzondere gasten: een joodse burgemeester en een islamitische wethouder.

Cohens aftrap treft doel. „Voor de oorlog woonden er 100.000 joden in Amsterdam, na de oorlog nog 10.000. De littekens zijn tot op de dag van vandaag aanwezig in de stad.” Gezichten versomberen.

Aboutaleb: „Het menselijk brein is tot geweldig knappe dingen in staat. We kunnen met een raket naar de maan. Maar we doen ook de afschuwelijkste dingen: elkaar vermoorden.” Hij vertelt over een Marokkaanse jongen van veertien met wie hij Auschwitz bezocht. „Na afloop zei die jongen: Als ik in 1940 in Amsterdam had gewoond, was ik ook vergast. Alleen omdat ik de verkeerde kleur ogen heb. Niet blauw, maar donker.”

Na de intro’s is het tijd voor vragen. „Waarom kunnen allochtone jongeren geen stageplek vinden?” wil iemand weten. Aboutaleb: „We hebben als stadsbestuur afgesproken dat alle Amsterdamse leerlingen dit jaar een stageplek krijgen. Maar ik moet er iets bij vertellen. Blokker neemt geen Marokkaanse leerlingen meer aan. Omdat ze stelen. Geen verzinsel, maar bewezen met camerabeelden. Ik doe een beroep op jullie: Verziek het niet voor elkaar.”

Iedereen heeft het over integratie, maar wat is dat eigenlijk? vraagt een andere leerling. Cohen, met gevoel voor slogans: „Integratie is erbij horen en meedoen. Maar het moet van twee kanten komen. Vergelijk het met een snelweg. Je moet je aan de regels houden en je moet accepteren dat er ook andere auto’s rijden.”

„Wat mij opvalt”, reageert Aboutaleb, „is dat nogal wat Marokkanen ruimte voor zichzelf claimen, maar die niet aan een ander gunnen. Van wie hebben homo’s in Amsterdam de meeste last? Van Marokkaanse jongeren. Eerlijk is eerlijk.”

De wethouder verdedigt de vrijheid van meningsuiting. „Gelukkig leven we in een land waar je mag zeggen en schrijven wat je vindt. Als iemand zich beledigd voelt, moet hij naar de rechter gaan. Die bepaalt wat kwetsend is.”

Tegelijk trekt Aboutaleb een streep: „Als mevrouw Hirsi Ali zegt dat ze het recht wil hebben om anderen te kwetsen, dan denk ik: Waar haalt ze het recht vandaan?” Cohen: „Dat is nu juist het moeilijke. We willen alles kunnen zeggen, tegelijk is er wel degelijk een grens aan de vrijheid van meningsuiting. Waar die grens ligt, is niet in een wet vast te leggen.” Een meisje: „Ik vind dat mensen eerst moeten nadenken voordat ze iets zeggen.” Cohen: „Helemaal mee eens. Maar ik vind dat veel mensen zo ontzettend dom nadenken.”

Volgende vraag: waarom waren verzetsmensen in de oorlog helden en zijn Palestijnse vrijheidsstrijders nu terroristen? Daar moet de burgemeester even over nadenken. Aarzelend: „Het ligt eraan van welke kant je het bekijkt. Sta je aan de kant van Israël, dan zijn Palestijnen voor jou terroristen. Maar sta je aan de kant van de Palestijnen, dan zijn dat voor jou vrijheidsstrijders.” Aboutaleb: „Die twee betekenissen krijg je nooit bij elkaar.”

Discriminatie is „een enorme ziekte”, poneert de wethouder. „Hoe bestrijdt u discriminatie in de stad?” vraagt een leerling. Aboutaleb wijst naar een meisje met hoofddoek. „Als jij ergens solliciteert en je wordt afgewezen omdat je een hoofddoek draagt, zal de werkgever altijd een andere reden opgeven. Discriminatie is vaak moeilijk te bewijzen. Maar dit wil ik ook zeggen: Kruip niet te snel in de rol van slachtoffer.”

Er blijven veel vragen over, maar de tijd is om. Als pleister op de wonde schrijft Aboutaleb zijn mailadres op het bord. „En ik probeer altijd snel te reageren.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer