Voedselvlucht in Pakistan kost 13.000 dollar per uur
MUZAFFARABAD - De grond beeft in de Pakistaanse stad Muzaffarabad. Niet omdat er zich weer een aardbeving voordoet. Maar door een enorme Amerikaanse CH-47D-helikopter, een Chinook. Grote wolken stof en steentjes waaien op. Vijf soldaten staan wijdbeens om niet omver geblazen te worden. Behendig binden ze een net met voedsel onder de helikopter. Dan stijgt het toestel op, richting een van de vele geïsoleerde dorpen.
Het Amerikaanse leger is al maandenlang in de weer om geïsoleerde dorpen van voedsel te voorzien. Het Wereldvoedselprogramma (WFP) is volgens de organisatie „de grootste humanitaire helikopteroperatie” in de geschiedenis van de organisatie.De helikopters bevoorraden meer dan 400.000 slachtoffers van de aardbeving van 8 oktober vorig jaar. Ze vliegen naar afgelegen gebieden die hoger liggen dan 1500 meter. Meer dan 10.000 ton voedsel en hulpgoederen is reeds de bergen ingevlogen.
Behalve de Amerikaanse Chinooks vliegen er ook Duitse toestellen en gecharterde Russische helikopters. „We gebruiken veertien MI-8-, twee MI-26- en twee KA30-helikopters”, zegt WFP-woordvoerder Amjad Jamal.
De MI-26 is de grootste helikopter ter wereld en kan per vlucht maar liefst 20 ton aan goederen vervoeren. De helikopter is ook peperduur: „De MI-26 kost ons 13.000 dollar per uur.”
Het is vliegen is zwaar en gevaarlijk werk. Vaak zit het weer tegen. „In sommige plaatsen kunnen we landen”, legt Jamal uit, „maar op de meeste plekken kunnen we enkel dicht bij de grond komen.”
De vluchten duren lang en gaan over onherbergzaam gebied. De grillige bergen dragen dikke lagen sneeuw. Snelstromende rivieren snijden door het eenzame landschap. Slechts af en toe zijn er huizen te zien. Weinige er staan nog overeind.
Tijdens een van de missies leest sergeant William Lafreniere een boek. Hij zorgt voor het net met meelzakken dat onder het toestel heen en weer wiegt. Gedurende de vlucht heeft hij weinig te doen. Af en toe kijkt hij door het open luik in de vloer om te zien of het net nog goed vastzit.
Dan krijgt hij een seintje van de piloot dat ze gearriveerd zijn. In een fractie van een seconde is Lafreniere een andere man. Volledig geconcentreerd ligt hij languit op de vloer van de machtige CH-47D.
De gigantische helikopter komt gevaarlijk dicht bij de grond. Door de wieken waait de sneeuw alle kanten op. Beneden staat een enkele Pakistaanse man in traditionele kleding. Zijn gewaad wappert in de aantrekkende wind. Hij moet het ijskoud hebben.
Lafreniere hangt met zijn bovenlichaam uit het luik, om zijn enkels zitten riemen. Snel ontkoppelt hij het net, kijkt of alles inderdaad los is en geeft vervolgens groen licht aan de piloot, die onmiddellijk terugvliegt voor de volgende lading.
„Het vergt veel training, teamwerk en planning om dit werk te doen”, zegt eerste luitenant John King, een van de vele Amerikaanse piloten die dagelijks de goederen afleveren. „Vanaf het moment dat we opstijgen, gebeurt er niets zonder samenwerking onder de bemanning. We trainen voortdurend op coördinatie, zodat er een constante stroom van informatie is onder de bemanningsleden.”
Het werk in de besneeuwde bergen van de Pakistaanse Himalaya is niet zonder risico. „Het gevaar zit in het gewicht, de hoogte, het terrein en de temperatuur waarin we vliegen”, zegt King. „De transporten die we uitvoeren zijn doorgaans op maximumgewicht, op een hoogte die gevaarlijk is vanwege de wind en de temperatuur. De piloten moeten altijd op hun qui-vive zijn en voorbereid op veranderingen of noodsituaties.”
De natuur en het terrein zijn niet de enige factoren die de vluchten gevaarlijk maken. In januari werd een van de Russische helikopters aangevallen door bewoners die de bergen uit wilden.
„Er waren bijna vijftig mensen”, zegt Jamal. „Ze hadden de helikopter kunnen beschadigen, dus werden ze aan boord gelaten. Deze mensen begrijpen niet dat wij er zijn om hen te helpen.” Sindsdien hebben de helikopters veiligheidspersoneel aan boord.
Gewoonlijk gaan de vluchten volgens een gedisciplineerd en strak schema. In het begin was dat anders. De Pakistaanse helikopterpiloot Samad herinnert zich de eerste weken, toen de 54 Pakistaanse MI-17-helikopters continu in de lucht waren. „Het was een enorme chaos. We wisten nooit waar we naartoe vlogen. We brachten bijvoorbeeld patiënten naar Abottobad. Toen we daar arriveerden, zaten alle ziekenhuizen vol. Dan vlogen we verder naar Islamabad. De operaties zijn nu goed georganiseerd. We weten waar we naartoe vliegen en wat we meenemen. Het is een groot verschil.”
Maar de problemen zijn nog lang niet uit de lucht. Februari is weliswaar de koudste maand in het rampgebied, maar zelfs na februari is de winter niet voorbij. De vluchten moeten nog enige tijd doorgaan. Dat wordt steeds moeilijker. „Qua voedsel hebben we voldoende”, zegt woordvoerder Jamal, „maar we hebben onvoldoende geld. We hebben nu slechts voldoende financiën tot het midden of het eind van maart.”
Het project was oorspronkelijk beraamd op 100 miljoen dollar. Slechts 57 procent daarvan heeft het WFP inmiddels ontvangen van donorlanden, waaronder Nederland (2,17 miljoen dollar). Blijft een gat van 43 miljoen dollar. „We zijn nog steeds aan het onderhandelen met donors”, zegt Jamal met vermoeide stem, „maar het gaat heel langzaam.”
Het is volgens de WFP-woordvoerder allemaal veel moeilijker dan in het verleden. „Waarschijnlijk omdat de aardbeving zich aan het eind van het fiscaal jaar voordeed, toen de donors hun fondsen al hadden gebruikt. Met de tsunami hadden we 80 procent van de benodigde fondsen in minder dan acht dagen. Maar dat was aan het begin van het nieuwe jaar.”
Jamal hoopt dat het geld uiteindelijk wel binnenstroomt. „Logistiek zijn de vluchten een enorme uitdaging. De wegen zijn zwaar beschadigd. Vrachtwagens kunnen de bergen niet in. De 400.000 mensen die we met helikopters bevoorraden, kunnen alleen per lucht bereikt worden.” Hij bedoelt: als de helikopters stoppen, verhongeren deze mensen.