„Zelfmoordpreventie krijgt geen cent”
NIJMEGEN - Dagelijks maken gemiddeld vier Nederlanders een eind aan hun leven. Dat is bijna twee keer zo hoog als het aantal mensen dat in het verkeer omkomt. Aan het terugdringen van het aantal verkeersdoden besteedt de overheid miljarden. „Terwijl suïcidepreventie geen cent krijgt.”
Volgens de zelfmoorddeskundigen Paul van Hoek en drs. Erry Pieters-Korteweg (Eleos) krijgt het Nationaal Actieplan Suïcidepreventie uit 2003 volstrekt onvoldoende aandacht. Van Hoek (46) runt een bureau dat is gespecialiseerd in het trainen van hulpverleners zodat zij beter in staat zijn mensen te weerhouden van het plegen van suïcide. „In Nederland maken jaarlijks 1500 mensen een einde aan hun leven. Vroeger waren er jaarlijks 3000 verkeersdoden. Om dat aantal terug te dringen, zijn miljarden uitgegeven, op zich een goed streven. Als we datzelfde geld echter aan de geestelijke gezondheidszorg zouden besteden, zou het budget waarschijnlijk verdubbelen én het aantal zelfmoorden zeker afnemen.”Het Nationaal Actieplan Suïcidepreventie is opgesteld door de Ivonne van der Venstichting en zelfmoorddeskundige prof. dr. Ad Kerkhof, hoogleraar klinische psychologie aan de Vrije Universiteit. Volgens Van Hoek is het plan bijna in de vergetelheid geraakt. „Ik hoor er veel te weinig over.”
Ook Pieters trekt de vergelijking met verkeersslachtoffers. „Speciale reclameborden met kangoeroes moeten het gordelgebruik door kinderen op de achterbank bevorderen. Die campagne kost tienduizenden euro’s. Als we die eens voor suïcidepreventie konden gebruiken. Daarvoor is er geen cent.”
Dat is jammer, want goede hulpverlening kan veel zelfdodingen voorkomen, stellen de twee deskundigen. Als een hulpverlener merkt dat iemand concreet aan zelfmoord denkt, is doorvragen geboden, stelt Van Hoek. „Houdt contact over het onderwerp, dat is het eerste en het belangrijkste. Vraag wat hij precies van plan is, wanneer en hoe hij zelfmoord zou willen plegen. Schat vervolgens de ernst van het probleem in en stel direct een behandelplan op, waarbij de cliënt veel gesprekken voert. Probeer zekerheden in te bouwen, zoals geen alcohol en goede nachtrust, zodat de cliënt de tijd tot de volgende afspraak goed doorkomt. Stel gezamenlijke doelen vast: eerst overleven, dan het verdriet verwerken en vervolgens keuzes maken.”
Van Hoek merkt tijdens cursussen aan maatschappelijk werkers dat het onderwerp zelfmoord heftige emoties oproept. „De cursisten vinden het een eng onderwerp, dat niet bij hun werk past. Ze zijn bang om cliënten op het idee te brengen.”
Ten onrechte. Praten over zelfmoord is juist goed, weet Van Hoek, die tien jaar werkte als sociaalpsychiatrisch verpleegkundige bij de crisisdienst van een Riagg. „Door er over te zwijgen blijft het taboe bestaan. Begrijp me goed, het taboe is levensreddend; we moeten het geen gewoon onderwerp gaan vinden. Maar in de hulpverlening moet je erover praten, anders komen zelfmoordplannen niet boven tafel. Maak contact met het hopeloze van de mens. Want hoe minder buitenwereld iemand heeft, hoe meer hij suïcidaal is. Het is een fuik waarin hij steeds verder verstrikt raakt.”
Erg belangrijk is volgens Van Hoek dat de hulpverlener collega’s van de eigen en andere instellingen inschakelt, zodat hij niet in zijn eentje met een „enorme verantwoordelijkheid” rondloopt. „Veel maatschappelijk werkers weten niet wat ze aan moeten met de hulpvraag. Ze denken dat zelfmoordneigingen altijd een psychiatrisch probleem zijn en daarom bij de geestelijke gezondheidszorg, zoals de Riaggs, thuishoren. Psychiatrie en maatschappelijk werk moeten in een aantal regio’s juist meer gaan samenwerken. Dat bevordert een goede preventie.”
Mensen die met zelfmoordgedachten rondlopen, zijn geen ”losers”. „Zo’n 95 procent wil alleen maar van de problemen af”, zegt Paul van Hoek. „Van de tien mensen die zelfmoord plegen, zijn er negen in de weken voorafgaand aan hun suïcide bij een hulpverlener geweest. Zij zagen echter geen andere weg.”
Bovendien zijn mensen met zelfmoordneigingen vaak dubbel over hun doodswens. „Ze willen zelden alleen maar dood, hun lichaam wil dat al helemaal niet. Hulpverlening en omgeving moeten daar gebruik van maken. Speel in op die angst voor de zelfdoding.”