Celstraf geëist voor onderkoelingsdood
ARNHEM (ANP) - Het openbaar ministerie heeft donderdag voor het gerechtshof in Arnhem celstraffen van zeven en vijf jaar geëist tegen de twee hoofdverdachten van doodslag op een 21-jarige man uit Westervoort. Het slachtoffer stierf in 2004 door onderkoeling.
Advocaat-generaal G. de Haas stelt dat de verdachten op 21 februari 2004 het slachtoffer in een auto meenamen, mishandelden en bij de rivier dwongen zijn jas uit te trekken. De man vluchtte daarna het ijskoude IJsselwater in, waar hij even later stierf door onderkoeling.De twee hoofdverdachten en twee medeverdachten vertrokken van de oever met de mobiele telefoon en de jas van het slachtoffer. Twee dagen later werd het lichaam van de man bij Lathum aan de andere kant van de rivier gevonden.
Het slachtoffer had met de Arnhemse verdachten ruzie over geleend geld en spullen. De 20-jarige Arnhemse hoofdverdachte G. A. was voorheen een vriend van het slachtoffer, maar op de bewuste avond zou A. volgens het openbaar ministerie de 21-jarige man in de uiterwaarden van de IJssel bij Velp hebben geschopt en geslagen. Tegen hem eiste het OM zeven jaar cel.
De tweede verdachte, de 24-jarige A. D., zou volgens het OM de stille plek aan de waterkant hebben aangewezen en net als A. hebben nagelaten om het slachtoffer te hulp te schieten. Tegen hem eiste de advocaat-generaal vijf jaar cel.
Het OM eiste de straffen tegen de twee hoofdverdachten, behalve wegens doodslag op de man uit Westervoort, ook omdat de verdachten als loverboys meisjes zouden hebben gedwongen tot prostitutie. De geëiste straffen zijn gelijk aan de straffen die de rechtbank vorig jaar februari aan de twee verdachten heeft opgelegd. De twee andere betrokken Arnhemmers kregen toen gevangenisstraffen opgelegd van vier en twee jaar.
De advocaten Van der Biezen en Van der Horst van A. en D. stellen dat het slachtoffer zelf een ongelukkige vluchtweg heeft gekozen om bij het viertal vandaan te komen. Hij had ook over de weg of door de weilanden kunnen vluchten in plaats van door het ijskoude water. Zij vinden dan ook dat er niet genoeg bewijs is om hun cliënten te veroordelen wegens het medeplegen van doodslag.
Raadsman A. van der Biezen: „De rechtbank heeft naar doodslag toe geredeneerd, en de juridische schakels die daarbij het bewijs moesten vormen, zijn te gekunsteld.”
Het hof doet op 9 februari uitspraak.