Groenteboer doet wereldvondst
VENLO - Dat vijf uur zoeken per dag zijn vruchten afwerpt, weet Jan Hansen (65) uit Linne, in Limburg. De dove man vond vorig jaar onder meer twee Keltische armbanden - een archeologische topvondst. De eerste zag hij met het blote oog. „Ik loop altijd met mijn neus naar beneden.”
De vondst van de voorwerpen -in totaal werd op de plek een heel vrouwengraf aangetroffen- werd gisteren bekendgemaakt in het Limburgs museum in Venlo. Onder het gehoor zaten diverse Belgische, Duitse en Nederlandse wetenschappers die zich verdiepen in de ijstijd. Zij vertegenwoordigden toonaangevende archeologische musea: Bonn, Mainz, Antwerpen en Leiden.Ook de vinder zelf was aanwezig: Jan Hansen uit Linnen, voorheen groenteboer. Hoewel hij stokdoof is, genoot hij toch van de bekendmaking. „Ik zag de plaatjes, dus ik kon het verhaal er zelf wel bij verzinnen.”
Want hoe de armbanden en ringen eruitzagen toen ze gevonden werden: dat was nogal een verschil, aldus Hansen. „Gescheurd en verbrokkeld: meer dan een paar stukjes metaal leek het niet. Er was al een keer goed overheen geploegd. Het is een wonder dat de restaurateurs er nog zoiets moois van hebben kunnen maken.”
Hansen vermoedde vorig jaar meteen dat hij iets bijzonders in zijn vingers had. „Die vormen zie je eigenlijk nooit. Ik liet het nakijken door de restaurateur, en daarna ben ik gelijk weer gaan zoeken, toen met de metaaldetector. Uiteindelijk heb ik rond de plek in totaal twee armbanden gevonden, een haarspeld, een gordelhaak en twee ringen. Allemaal van een Keltische vrouw waarschijnlijk. Onderzoek wees later uit dat ze op die plek is gecremeerd.”
Ondanks zijn gebrek spreekt Hansen in mooie Limburgse zinnen. Zijn doofheid is van recente datum en heeft een tragische reden, zo blijkt uit zijn verhaal. „Ruim twintig jaar geleden werd mijn vrouw Elly ziek: kanker. Negen jaar heeft ze geknokt totdat ze overleed. De machteloosheid -niets voor haar te kunnen doen- heeft me enorm aangegrepen. Nog steeds. Het had weerslag op mijn hoofd. Ik ben toen in korte tijd doof geworden, bijna 100 procent. Ik kan zo goed als niemand meer verstaan. Als je wat wilt vragen, moet je het opschrijven.”
Ook zijn zaak als groenteboer moest Hansen eraan geven. „Mijn zoon nam het nog over, maar dat is niets geworden.”
Er kwam echter tijd om te lopen. „Zeker vijf uur per dag, om de stress tegen te gaan.”
En dus kwam er ook ruimte voor Hansens hobby: archeologie. „Ik had daar nooit de tijd voor gehad. Als groenteboer moet je om vijf uur op, en ’s avonds val je hondsmoe weer in bed. Dan staat je hoofd niet naar geschiedenis.”
Hansen verdiepte zich in het verleden door veel te lezen. Het zorgde ervoor dat hij bij zijn lange wandelingen altijd vooral op de grond let. „Ik loop altijd met mijn neus naar beneden.”
Het leverde hem de Keltische vondst van de eeuw op. Hansen had al eerder wat gevonden: Keltische en Romeinse muntjes en een oude bijl waarmee ze in de ijzertijd het hout kloofden. „Maar dit had ik nooit kunnen vermoeden. Trots? Als je het hier zo ziet liggen zeker. Maar dan is het weer jammer dat Elly dit niet mee kan maken. Zij had het prachtig gevonden.”
Het smaakt naar meer, dit succes. Maar Hansen verwacht niet zo snel meer zo’n slag te slaan. „Ik kan niet meer zo lang lopen. Een uur of twee per dag nog maar.”
Van wie zijn de vondsten nu eigenlijk? Deze vraag doet de handelaar in Hansen bovenkomen. „Van mij natuurlijk, ik heb ze gevonden.” Maar zijn ze deze belangrijke vondsten niet beter af in het museum? Hansen: „Misschien wel, maar daar moeten we dan eerst maar eens over praten. Ik heb tenslotte de restauratie betaald. Hoeveel dat gekost heeft, ga ik u niet zeggen. Maar dat houdt niet op bij 1000 euro.”