Hulp slachtoffers Schipholbrand blijft uit
DEN HAAG - Een traumateam staat klaar, maar mag niet aan de slag. Slachtoffers van de Schipholbrand krijgen mede daardoor uiteindelijk pas zeven weken na de ramp voor het eerst adequate psychologische hulp. Velen zijn nu getraumatiseerd, zegt psycholoog M. F. Verster. „Beschamend en schokkend.”
Een verwoestende vlammenzee legt op 27 oktober het cellencomplex op Schiphol-Oost in de as. Elf mensen komen om het leven, tientallen anderen weten op het nippertje te ontkomen. Hevig ontdaan worden de overlevenden op een andere locatie opnieuw gevangen gezet. Wekenlang verblijven zij in hun cel, zonder de broodnodige psychologische begeleiding.Veertien overlevenden worden begin december overgeplaatst naar een asielzoekerscentrum in Ulrum. De Medische Opvang Asielzoekers (MOA) roept op 5 december hulp in. Psycholoog Verster, verbonden aan het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), krijgt het mondelinge verzoek „op zo kort mogelijk termijn” hulp te bieden.
Nog dezelfde avond voert Verster de eerste gesprekken met slachtoffers. „Een paar dingen vielen me daarbij op”, aldus de psycholoog gisteren in perscentrum Nieuwspoort. „Allereerst de ernst van de klachten. Veel mensen hebben door de brand op Schiphol een posttraumatische depressie opgelopen. In de tweede plaats viel op het ontbreken van adequate psychische hulp na de ramp. Bij deze mensen is slechts af en toe een psycholoog langsgekomen. Continuïteit ontbrak.”
De gevolgen daarvan zijn ernstig. „Het is essentieel om mensen met zo’n verschrikkelijke ervaring juist in de eerste vier weken psychische hulp te verlenen.” Verster formeert daarom in de week van 5 december een team van zes gespecialiseerde hulpverleners voor Ulrum. Tot zijn ontsteltenis kan zijn traumateam niet aan de slag. „Ik kreeg geen formele schriftelijke bevestiging van het mondelinge verzoek om hulp te bieden. Het is schokkend om te moeten zien dat hulpverleners klaarstaan, maar niet aan het werk kunnen.”
De betrokken instanties, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), de Medische Opvang Asielzoekers (MOA) en de Ziektekosten Regeling Asielzoekers (ZRA), steggelen over de vraag wie de hulp voor zijn rekening moet nemen. De slachtoffers zijn het kind van de rekening. „Het COA was voor mij onbereikbaar.”
Verster vertelt dat bij tijdige en adequate behandeling 70 procent van de slachtoffers klachtenvrij door het leven had gekund. Op dit moment is dat slechts 30 procent. Volgens de psycholoog is kostbare tijd verloren gegaan. „Hoe langer het duurt voordat er hulp wordt verleend, hoe meer mensen zo’n posttraumatische stressstoornis oplopen. Zij kunnen daardoor hun hele leven last houden van agitatie, angst en nachtmerries.”
Onder normale omstandigheden treedt bij sommige slachtoffers spontaan herstel op. Verster schat de kans daarop bij deze groep niet hoog in. „Zij zijn na de ramp opnieuw in detentie geplaatst, terwijl zij juist veiligheid en geborgenheid nodig hadden. Het opnieuw vastzetten werkt extra traumatiserend, hértraumatiserend. Dat kun je niet maken.” Genezing zou op dit moment volgens de psycholoog theoretisch nog steeds moeten kunnen. „Het wordt moeilijker om hetzelfde niveau te bereiken.”
Verster moest uiteindelijk zijn opdracht overdragen aan de GGZ Winschoten. Afgelopen donderdag, zeven weken na de ramp, kregen de slachtoffers voor het eerst structurele psychische hulp. „Zij hebben de mensen en de kennis in huis om bijstand te verlenen. Ik hoop dat zij de hulp goed oppakken.”
Verster heeft slechts veertien slachtoffers gesproken. Over de behandeling van anderen durft hij geen uitspraken te doen. Zijn gezicht staat somber.