Op rondreis door een rampgebied
UTRECHT - De lichamen zijn weg, het puin is opgeruimd. Atjeh lijkt weer redelijk normaal. Maar schijn bedriegt. „Als je even met slachtoffers van de tsunami praat, komen de emoties vanzelf. Een man die zijn vrouw en vijf kinderen heeft verloren. Zulke verhalen laten je niet los.”
Hans Bruning, directeur projecten bij de interkerkelijke hulpverleningsorganisatie ICCO, maakte afgelopen week een rondreis door Atjeh, de Indonesische provincie die het zwaarst werd getroffen door de zeebeving op tweede kerstdag vorig jaar. Vrijdagochtend keerde Bruning terug. Op het ICCO-kantoor in Utrecht vertelt hij over zijn ervaringen.„Ik heb veel zakelijke contacten gehad. Gesprekken over vragen als: Waar wordt het geld van de hulporganisaties aan besteed? Wordt er geen onderscheid tussen verschillende bevolkingsgroepen gemaakt? Is de plaatselijke overheid betrouwbaar? Soms dacht ik: Het lijkt wel een gewoon projectbezoek. En dan toch soms ineens die emoties. Over het verlies van familie, huis en haard, bezittingen. Een jaar na de tsunami dringt bij sommigen de ernst van de ramp pas goed door.”
De fase van de noodhulp loopt ten einde, die van de wederopbouw is begonnen. Bruning: „Er moeten in korte tijd enorm veel huizen worden gebouwd. Daar heb je mensen en middelen voor nodig. Die komen niet uit de lucht vallen. Hoeveel tijd we nodig hebben? Ik denk aan Japan. Tien jaar na de aardbeving in Kobe betrok het laatste slachtoffer zijn nieuwe woning. Zo zal het in dit geval ook wel gaan.”
Talloze praktische problemen doen zich voor in het zwaar getroffen rampgebied. Bruning: „Hele stukken grond zijn door het water weggespoeld. Die komen nooit meer terug. Bij andere stukken is het de vraag wie de eigenaar was. Dat moet je weten voordat je huizen kunt bouwen. Kadastergegevens zijn vaak onvindbaar. Dat betekent dat er veel onderhandeld moet worden.”
De bewoners hebben daarbij een duidelijke inbreng, heeft Bruning gemerkt. „Ze zijn wel getraumatiseerd, maar niet zielig. Ze hebben wensen, soms zelfs eisen, en kunnen heel goed zelf beslissingen nemen.” Positief, vindt de ICCO-directeur. „In nauw overleg met vissers in Atjeh worden er 150 boten gebouwd. De vissers geven zelf aan hoe die boten eruit moeten zien. En dat is maar goed ook. Wij zijn geneigd te zeggen: Een boot is een boot. Zij denken aan allerlei details die nodig zijn om het vaartuig optimaal geschikt te maken voor de visserij.”
Toezicht op de besteding van de miljoenen euro’s blijft nodig, benadrukt Bruning. „Hulporganisaties gaan tegen elkaar opbieden. De een wil een huis bouwen voor 8000 euro, de ander voor 6000 en de derde voor 4000. Blijf letten op de kwaliteit, is ons advies. De slachtoffers zijn zeker op de lange termijn alleen geholpen met duurzame bouw.”
Laat de mensen ter plaatse zo veel mogelijk zelf doen, is Brunings devies. „Ze zitten daar echt niet te wachten op de zoveelste technicus uit het Westen. Ze hebben zelf vaklui genoeg. Het grappige is dat sommigen hebben gestudeerd in Nederland. Die spreken perfect onze taal. Daar staan wij nu mee te onderhandelen.”
Corruptie is een ander probleem waar de hulporganisaties mee te maken hebben. Bruning, relativerend: „Corruptie is in dit soort landen realiteit, hoort bij het dagelijks leven. Dat wil niet zeggen dat je discreet de andere kant op moet kijken als er foute dingen gebeuren. De Indonesische overheid heeft richtlijnen voor de wederopbouw opgesteld. Daar heeft iedereen zich aan te houden.”
De mensen in het rampgebied hebben een enorme wil om hun dagelijkse leven weer op te pakken, constateert Bruning. „Zij kijken anders tegen zo’n tsunami aan dan wij. Mensen in dit deel van Azië zijn gewend aan natuurgeweld. Ze vertonen een acceptatie die ons vreemd is. Ik heb mooie voorbeelden gezien van mensen die weer in hun eigen onderhoud kunnen voorzien. Ze drijven een winkeltje, verhandelen vis op de markt of rijden met een fietstaxi rond.”
Ondanks alle ellende heeft de tsunami ook een positief gevolg, zegt Bruning. „Onder druk van de dramatische omstandigheden is er in juni een vredesregeling gesloten tussen de Indonesische regering en rebellen van het GAM. Die regeling geeft nieuwe kansen en voedt de hoop op herstel van het verwoeste gebied. De tsunami stelt zelfs de meest fanatieke rebel voor een ethisch dilemma. Blijf ik in de bergen vrijheidsstrijdertje spelen of ga ik mijn familie in het verwoeste dorp helpen?”