De verdachte beet bij een caféruzie in zijn woonplaats op 15 mei iemand anders een stuk oor af.C. zou zijn slachtoffer hebben aangesproken omdat deze persoon anderen lastigviel. Binnen de kortste keren lagen de twee vechtend op de grond, aldus getuigen. „Hij lag boven op me en greep me bij de keel, ik kon geen kant op”, verklaart C.

In die situatie hapte de Zutphenaar toe. „Om hem te dwingen me los te laten.” In plaats daarvan rukte het slachtoffer waarschijnlijk zijn hoofd naar achteren, waardoor een stuk oorschelp afscheurde. Iemand heeft het lichaamsdeel nog in een glas water gedaan, maar het kon niet meer aangehecht worden. De verminking heeft tot veel pijn en schaamte bij het slachtoffer geleid, zei officier van justitie mr. J. C. Buttinger.

De verdachte had de avond van 15 mei weliswaar zo’n twintig pilsjes op, maar kon zich de toedracht nog haarfijn herinneren: „Ik was niet dronken.”

Zijn advocaat mr. E. J. Verster pleitte voor vrijspraak. „Het letsel is ontstaan doordat de aangever zijn hoofd terugtrok. Mijn cliënt wilde alleen maar losgelaten worden.”

De rechtbank doet op 7 december uitspraak.