Binnenland

Het weeshuis van Samir A.

AMSTERDAM - Samir A. blijft verbazen. Onderscheidde de terreurverdachte zich tot dusver vooral door voortdurend de verdenking op zich te laden bezig te zijn met het voorbereiden van een terroristisch misdrijf en justitie minachtend te bejegenen, maandag toverde hij zowaar een glimlach tevoorschijn op het strenge gezicht van de voorzitter van het hof.

Van onze verslaggever
1 November 2005 10:58Gewijzigd op 14 November 2020 03:07

Het gebeurde toen het hof A. confronteerde met het voor hem belastende materiaal dat de nationale recherche medio 2004 in zijn Rotterdamse woning in beslag nam: plattegronden waarop (hoogstwaarschijnlijk) A. her en der nog aanvullende aantekeningen had gezet, alsmede uitdraaien van e-mails tussen moslimfundamentalisten onderling.In een van die e-mails verklaart een jonge moslim, vermoedelijk A.: „Ik heb heel mijn leven willen helpen. Een weeshuis beginnen in Marokko; dat was al toen ik klein was mijn droom.” „Slaat dat op u?” wil de voorzitter van het hof weten. Samir A., tot dan toe uiterst zwijgzaam, knikt kort. Dan klinkt het schor: „Ja, dat was mijn droom.”

Afgezien van zijn ontboezeming over het weeshuis -zijn kinderdroom- gaf A. geen inhoudelijke informatie prijs. En niet alleen dat; waar hij de kans kreeg, schroomde hij niet justitie verbaal flink onder vuur te nemen. Bijvoorbeeld toen het hof hem vroeg te reageren op het feit dat hij in een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) van 2003 als terreurverdachte wordt aangemerkt. „Waarom zou ik daar nog op reageren. Justitie weet immers beter wat er in mijn hoofd omgaat dan ikzelf”, siste A. het hof toe.

Twee door justitie afgeluisterde gespreksfragmenten spraken echter boekdelen. Op het eerste is het verwijt te horen dat A. zijn schoonmoeder maakt. Zij had, zo houdt A. haar voor, nooit mogen verklaren dat de berging waar de recherche een rugzak met verdachte voorwerpen aantrof alleen in gebruik was bij A. en zijn vrouw. In plaats daarvan had ze moeten suggereren dat het hok voor iedereen toegankelijk was.

Gisteren zei A. daarover: „Ik weet dat jullie dit soort dingen onmiddellijk tegen mij gaan gebruiken. Dat was de boodschap die ik voor mijn schoonmoeder had.”

Op het tweede fragment is te horen hoe A., kort na het verlaten van de gevangenis in Nieuwegein, tegen vrienden zegt: „En toen vonden ze plattegronden. Ik heb plattegronden thuis. Ik kreeg bijna een hartverzakking.”

De vraag die het hof hem vervolgens voorhield, lag voor de hand: Vanwaar die schrikreactie? A., met een stalen gezicht: „Omdat ik me toen opnieuw realiseerde dat jullie iets hadden gevonden dat tegen mij zou worden gebruikt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer